Gevolgen Wet Werk en Zekerheid

Op 2 maart jl. heb ik in het kader van mijn scriptie een rondetafelgesprek bijgewoond in Den Haag, over de gevolgen van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) voor de praktijk. In dit gesprek spraken mensen uit de praktijk over de gevolgen die nu al zichtbaar zijn en daarbij spraken zij de behoefte aan een wetswijziging uit. Aan de andere kant van de ronde tafel zaten een aantal parlementsleden die vragen konden stellen. Samen vormen zij de commissie die belast is met het evalueren van de nieuwe wet.

Door Bram de Jong

De heren uit de praktijk bestonden uit dhr. Wetzels van de kring van kantonrechters, dhr. Houweling, voorzitter Vereniging voor Arbeidsrecht (VvA), dhr. Keulaerds, voorzitter van de werkgroep ontslagrecht van de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland, dhr. Meijer van het UWV, dhr. Verhulp, hoogleraar Arbeidsrecht, en dhr. Wesselink van DAS. Kortom, heren met genoeg kennis en ervaring over het (nieuwe) ontslagrecht.

Uit rondgang in de praktijk en uit jurisprudentie is gebleken dat het aantal afwijzingen van ontbindingen ongeveer is verdubbeld ten opzichte van vóór de WWZ. Ook kan op basis van de jurisprudentie worden geconcludeerd dat de billijke vergoeding meer is dan een muizengaatje; het wordt nu ook het kattenluik genoemd. De vergoeding wordt vaker toegepast dan de wetgever had beoogd, en de hoogte is gemiddeld zo’n 20.000 euro.

Aangezien de minister niks heeft opgenomen over hoe deze billijke vergoeding dient te worden vastgesteld, is de rechter hier volkomen vrij in. Enige normering hoeft volgens de heren niet verwacht te worden. De kantonrechters zullen waarschijnlijk geen nieuwe formule maken, omdat de minister heeft aangegeven dit niet te willen. Ook van de Hoge Raad hoeft niet veel verwacht te worden. De billijke vergoeding is namelijk zeer feitelijk en afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Hierdoor kan de Hoge Raad geen rode draad aangeven voor de lagere rechtspraak.

Naar verwachting is ook het aantal buitengerechtelijke schikkingen toegenomen. Werkgevers durven het nu, met de strikte ontslaggronden, minder snel aan de stap naar de rechter te maken. Vooral het midden- en kleinbedrijf (mkb) heeft hier problemen mee. Het hoofd van personeelszaken van een tuincentrum in Osdorp zei: “Er moet gewerkt worden. Wij hebben geen tijd om een dossier op te bouwen.” Dit geeft aan dat de ontslaggronden het mkb extra hard raken.

Een ander probleem is de doorbetaling bij ziekte. Deze duurt op dit moment 2 jaar. Als de werkgever na die 2 jaar het dienstverband wil beëindigen, dan moet de werkgever ook nog een transitievergoeding betalen. De lasten van een zieke werknemer zijn (weer) met name voor het mkb veel te hoog. Een langdurig zieke kassière kan een werkgever 90.000 euro kosten.

Een doelstelling van de wet was om meer vaste banen te creëren. Dit lijkt niet te zijn gelukt. Door de strikte ontslaggronden is vast vaster geworden. Door het vastere vaste contract gaat een werkgever minder snel over tot een vaste aanstelling van zijn werknemer. Ook de ketenbepaling met de transitievergoeding is een doorn in het oog voor mensen die na 2 jaar hopen op een vaste aanstelling. Omdat na 2 jaar de werkgever een transitievergoeding verschuldigd is, biedt hij de werknemer nog maar contracten aan met een maximum van 23 maanden. Drie contracten van 1x 7 maanden en 2x 8 maanden is nu de norm.

De arbeidsrecht juristen missen een restgrond in artikel 7:669 BW om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ik ben het daar mee eens. Nu kan alleen worden ontbonden als aan één van de strikte normen is voldaan. Als dat niet het geval is, maar de werkgever en werknemer kunnen wegens omstandigheden duidelijk niet met elkaar verder, dan blijft het dienstverband toch voortbestaan sinds de nieuwe wet. Door de limitatieve en strikte ontslaggronden is maatwerk praktisch onmogelijk gemaakt. Een restgrond kan het leveren van maatwerk weer mogelijk maken.

Al deze gevolgen kunnen niet de bedoeling zijn geweest van minister Asscher bij het maken van de wet. Sterker nog, de doelen van de wet zijn ongeveer het tegenovergestelde van de uitwerking in de praktijk. Evalueren van de wet lijkt mij niet eens nodig; de mensen uit de praktijk hebben volgens mij al duidelijk aangegeven waar de wet in tekortschiet en de VAAN heeft zelfs concreet een aanpassing voorgesteld om de gestelde doelen alsnog te behalen. Snel politiek combineren met de kennis van de mensen uit de praktijk en de wet aanpassen!