Gemeenten controleren sociale mediagedrag van burgers

Nederlandse gemeenten houden op grote schaal het sociale mediagedrag van burgers in de gaten. Ze willen zo verstoringen van de openbare orde voorkomen, maar weten vaak niet aan welke regels ze zich moeten houden. Dat blijkt uit een onderzoek van de NHL Stenden Hogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen.

Sociale media spelen al jaren een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Deze rol is sinds de coronacrisis alleen maar groter geworden. Zo blijven we via WhatsApp verbonden met elkaar en zorgt Zoom ervoor dat studenten alsnog lessen kunnen volgen. Er kleven echter ook grote nadelen aan het gebruik van sociale media. Dat bleek bijvoorbeeld in januari, toen jongeren elkaar via apps als Facebook en Telegram opriepen om tegen de avondklok te demonstreren. Deze demonstraties liepen uiteindelijk uit op hevige rellen, plunderingen en vernielingen in meerdere steden.

Gemeenten lijken steeds vaker te maken te krijgen met ordeverstoringen die beginnen op of versterkt worden door sociale media. Daarom maken steeds meer gemeenten gebruik van online monitoring. Medewerkers worden dan bijvoorbeeld onder een andere naam lid van een Facebookgroep of zetten nepaccounts op. Zo kunnen ze ‘verdacht’ gedrag op sociale media opsporen en mogelijke ordeverstoringen zo vroeg mogelijk melden. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat veel gemeenten (buiten de kaders van onder meer het EVRM, de Grondwet en de AVG) niet weten aan welke regels ze zich moeten houden, waardoor ze soms grenzen overgaan.

Groot onderzoek

Onderzoekers van de NHL Stenden Hogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen hebben in 156 gemeenten onderzoek gedaan naar de praktijk van online monitoring. Dit onderzoek laat zien dat liefst 95% van de onderzochte gemeenten gebruik maakt van online monitoring. 54% van deze gemeenten hanteert hiervoor echter geen protocol of beleid, terwijl dit volgens de onderzoekers wel noodzakelijk is. Hoofdonderzoeker Willem Bantema vertelt: “Sociale media zijn weliswaar openbaar, maar het is een misverstand te denken dat je alles mag doen met gegevens die je uit openbare bronnen haalt. Gemeenten weten niet wat ze wel of niet mogen en zijn niet op de hoogte van de juridische kaders als het gaat om online monitoring”.

Dit hoeft niet meteen een probleem te zijn. De meeste gemeenten monitoren op sociale media in eerste instantie alleen ‘fenomenen’ en dat is gewoon toegestaan. Het wordt pas problematisch als gemeenten technische hulpmiddelen inzetten om individuele personen of groepen stelselmatig te volgen. Daar is geen wettelijke basis voor en de onderzoekers spreken dan ook van ‘juridisch drijfzand’.

Het onderzoek sluit af met enkele concrete aanbevelingen voor gemeenten. Zo zouden ze de risico’s van online monitoring beter in kaart moeten brengen en meer waarborgen voor transparantie en privacy moeten inbouwen. Bantema: “Als je aan online monitoring doet als gemeente, omschrijf dan heel duidelijk het nut, maak de noodzaak helder en wees daar transparant over.” Een speciaal protocol of een grotere rol voor de gemeentelijke functionaris gegevensbescherming zou hierbij kunnen helpen. Daarnaast moeten gemeenten online monitoring niet overschatten. Ze kunnen nu eenmaal niet alles controleren wat er op sociale media gebeurt.

NCTV

Gemeenten zijn overigens niet de enigen die op het gebied van online monitoring weleens hun boekje te buiten gaan. Zo werd onlangs nog bekend dat ook de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) het sociale mediagedrag van bepaalde personen controleert, terwijl in eerste instantie alleen de politie en de geheime diensten dit mogen. De NCTV zelf vindt zijn werkwijze niet in strijd met de wet, maar denkt wel dat “de juridische grondslag moet worden verbeterd”. Verder onderzoek op dit gebied is dus noodzakelijk.