De NOS doet aangifte tegen Tarik Z. wegens het publiceren van een video op Instagram. Tarik Z. is de man die in 2015 het gebouw van de NOS binnendrong met een nepgeweer, hij wilde hiermee zendtijd tijdens het NOS-journaal afdwingen. In een video die hij op Instagram heeft gepubliceerd, waarschuwt Tarik Z. voor ‘nepnieuws’ van de NOS en de publieke omroep.
Door Caspar Bottemanne
Binnendringen NOS gebouw
Op 29 januari 2015 drong een jongen in pak, gewapend met een nepgeweer het gebouw van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) binnen. De jongen kwam dreigend over en gebruikte het nepgeweer als pressiemiddel tegen medewerkers van de NOS. De jongen wilde zendtijd hebben op nationale televisie om zijn boodschap te verkondigen. Heel Nederland zag het, want Tarik Z., de jongen die het gebouw binnendrong, deed dit tijdens een uitzending van het NOS-journaal. Kort nadat hij het gebouw was binnengedrongen, werd hij overmeesterd door politieagenten. De jongen kreeg een straf opgelegd van 40 maanden cel, waarvan 24 voorwaardelijk.
In de onlangs verschenen video van Tarik Z. kondigt hij groots aan dat hij ‘terug’ is. Hij waarschuwt zijn kijkers voor nepnieuws dat wordt verspreid door de NOS en de publieke omroep, met de overheid als vermoedelijke opdrachtgever. Tarik Z. laat duidelijk zien dat hij de man is die het NOS gebouw binnendrong in 2015, laat krantenkoppen van zijn daad zien en zegt dat hij in de gevangenis heeft gezeten.
Reacties
De NOS maakt zich zorgen over de video en doet aangifte tegen Tarik Z. Een woordvoerder van de NOS laat weten: ‘Deze video leidt direct tot het gevoel van intimidatie en onveiligheid. Dat is niet hoe je je werk wil doen. Journalisten niet. Niemand niet.’ Marcel Gelauff, hoofdredacteur van de NOS, stelt: ‘Wij willen laten zien dat we dit filmpje als zeer bedreigend ervaren.’ Het Openbaar Ministerie stelde onlangs nog dat strafvervolging niet mogelijk is, het OM ziet geen strafbaar feit in de video. Desondanks doet de NOS aangifte, de NOS ziet genoeg bedreiging in de video. ‘Zeker in de context waarin het gebeurt’, stelt hoofdredacteur Gelauff.