In deze zaak is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging na een steekincident in Den Helder. De Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de man niet strafbaar is na handelen uit noodweerexces.
Door Özge Tatar
Op de dag van het steekincident bevindt de aangever zich in een woning bij een vriend waar de verdachte (een man) en zijn hoogzwangere vriendin voorbij lopen. Aangever loopt op dat moment achter de verdachte en zijn vriendin aan en slaat hen van achteren op het hoofd. Als reactie daarop pakt de verdachte een mes uit zijn werkbroek en steekt aangever daarmee viermaal neer. De verdachte wordt hiervoor vervolgd wegens poging tot doodslag. De rechtbank is van oordeel dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan dit misdrijf.
Beroep op noodweer(exces)
De raadsman van de verdachte doet een beroep op noodweer, omdat de aangever de confrontatie zou hebben opgezocht. De aangever zou de verdachte en zijn vriendin gedurende een lange periode hebben bedreigd. Verdachte en zijn vriendin leven sinds die tijd in angst. Daarnaast wordt een beroep gedaan op noodweerexces. De overschrijding van de grenzen van een noodzakelijke verdediging zou het onmiddellijke gevolg zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de aanranding. De officier van justitie stelt echter dat het viermaal steken met een mes niet in verhouding staat tot de aanval van aangever.
Juridisch kader noodweer
In artikel 41 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) is noodweer als strafuitsluitingsgrond als volgt omschreven: ‘’niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding’’. Voor een succesvol beroep op noodweer moet zijn voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Bij de subsidiariteiteis gaat het om de vraag of er een noodzaak tot verdediging aanwezig is. Een noodzaak doet zich niet voor als in redelijkheid van de verdachte had kunnen worden verwacht dat hij zich zou hebben onttrokken aan de aanranding. Bij de proportionaliteitseis gaat het om de vraag of de gedraging (verdedigingsmiddel) in redelijke verhouding staat tot de ernst van de situatie. In dat geval beoordeelt de rechter of er sprake is van een redelijke verhouding tussen de aard en intensiteit van de aanranding en de gekozen wijze van verdediging.
In deze zaak is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van de aanranding. Het gebruik van een mes en de wijze waarop hij dit heeft gedaan wordt als disproportioneel gezien.
Juridisch kader noodweerexces
In artikel 41 lid 2 Sr is noodweerexces als strafuitsluitingsgrond als volgt omschreven: ‘’Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt’’. Hierbij moet aannemelijk worden gemaakt dat de veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de verweten gedraging. Of er sprake is van een ‘onmiddellijk gevolg’ is onder andere het tijdsverloop tussen de aanranding en de verdedigingshandeling van belang. De rechtbank merkt op dat de toets of iemand zich mag verdedigen tegen geweld of een aanval streng is. Noodweerexces wordt hoogstzelden aangenomen door de rechter.
Volgens de rechtbank kan de verdachte zich in dit geval beroepen op noodweerexces. De rechtbank stelt vast dat hier sprake is van een uitzonderlijke situatie. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat verdachte aan een PTSS-stoornis lijdt en deze stoornis is mede ontwikkeld door eerdere ervaringen met de aangever. Bovendien is de aangever de verdachte en zijn vriendin blijven achtervolgen. Verder wordt geconstateerd dat het vluchten op dat moment geen reële optie was, gelet op de vergevorderde zwangerschap van zijn vriendin.