Anderhalf jaar geleden hebben drie activisten de glasplaat voor het schilderij Meisje met de parel in het Mauritshuis in Den Haag besmeurd en beschadigd. Toch krijgen zij geen straf. Volgens het gerechtshof in Den Haag zou een straf de ‘vrijheid van meningsuiting’ en de ‘vrijheid van vreedzame vergadering’ te veel aantasten.
De Belgische mannen die in oktober 2022 de glasplaat en de lijst van het schilderij van Johannes Vermeer beschadigden, wilden hiermee aandacht vestigen op de klimaatcrisis. Twee mannen gooiden rode vloeistof en lijmden zichzelf vast aan het schilderij en de achterwand. De derde man filmde deze actie.
Het hof stelt dat een celstraf te ingrijpend is, omdat de mannen al drie weken in voorarrest hebben gezeten. Daarnaast zou een straf ontmoedigend kunnen werken voor mensen die hun vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vreedzame vergadering willen gebruiken door te protesteren.
Eerder besloot de rechtbank om twee maanden gevangenisstraf, waarvan een maand voorwaardelijk, op te leggen aan de mannen. De mannen waren het hier echter niet mee eens en gingen daarom in hoger beroep. Volgens het Hof is het in het voordeel van de mannen dat ze vooraf aan de actie goed hebben onderzocht of het schilderij niet zou kunnen worden beschadigd. Zo hebben ze gecontroleerd of er glas voor het kunstwerk zat.
Demonstratievrijheid
Demonstratievrijheid komt voort uit het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vereniging en vergadering. Dit zijn dus zeer belangrijke rechten voor een democratie. Toch is niet alles toegestaan bij een demonstratie. Demonstratievrijheid geldt enkel bij vreedzame betogingen. Zo vallen demonstraties waarbij deelnemers gebruik maken van geweld tegen personen of objecten niet onder de bescherming van het demonstratierecht.
Het recht op vrijheid van meningsuiting is in Nederland neergelegd in artikel 7 van de Grondwet. Daarnaast staat het recht ook in verschillende internationale verdragen, bijvoorbeeld artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In artikel 7 van de Grondwet wordt gesteld dat niemand voorafgaand toestemming nodig heeft van de overheid om iets te zeggen of te schrijven in het openbaar. Toch mag de overheid wel grenzen stellen. Dit kan onder meer nodig zijn om de vrijheid van meningsuiting van anderen te beschermen. Het is namelijk niet de bedoeling dat mensen zichzelf niet meer durven te uiten, omdat zij angstig zijn voor beledigende, haatdragende of bedreigende berichten. Bovendien staan er ook beperkingen in de wet zelf. Zo staat in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht dat het in Nederland niet is toegestaan om iemand bewust te beledigen op basis van ras, godsdienst, levensovertuiging, beperking of seksuele geaardheid.
In oktober 2018 werd een man veroordeeld tot zeventien dagen gevangenisstraf, waarvan veertien voorwaardelijk, omdat hij meerdere Twitterberichten met ernstige bedreigingen stuurde naar PVV-leider Geert Wilders. Volgens de rechter vormen ‘sociale media geen vrijplaats voor grensoverschrijdend gedrag’.
Verbieden of beperken
De overheid mag het demonstratierecht dus enkel verbieden of beperken onder strikte voorwaarden. Volgens artikel 10 lid 2 van het EVRM mag de overheid een demonstratie beperken, maar enkel als dit noodzakelijk is voor de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van ernstige wanordelijkheden en strafbare feiten, en voor de bescherming van de gezondheid of goede zeden. Daarnaast kan het beschermen van de rechten en vrijheden van anderen een gerechtvaardigd belang zijn om het demonstratierecht in te beperken.
De bewijslast voor de noodzaak voor het beperken van het demonstratierecht ligt bij de overheid. De overheid mag dus niet te snel een demonstratie beperken of verbieden en nooit alleen vanwege de inhoud. Bovendien moet de overheid altijd kiezen voor de minst ingrijpende maatregel die zij tot haar beschikking heeft. Ook moet de overheid afwegen of de maatregel daadwerkelijk nodig is om het doel te bereiken.