De rechtbank Noord-Holland veroordeelde onlangs drie mannen in verband met phishing-activiteiten en deelname aan een criminele organisatie. De meest opvallende overweging in de uitspraak had echter betrekking op het ontgrendelen van de telefoon van één van hen. De rechtbank achtte de gedwongen ontgrendeling namelijk niet onrechtmatig.
Door Eline van der Zwaag
De politie had in het opsporingsonderzoek in deze zaak belangrijke informatie verkregen die afkomstig was van de iPhone van één van de verdachten. De eigenaar van het toestel weigerde echter zijn iPhone te ontgrendelen, waarna de politie hem de handboeien omdeed en de duim van de verdachte tegen de sensor van de iPhone hield ter ontgrendeling. Vervolgens had de politie toegang tot de informatie op de telefoon.
De verdediging bracht naar voren dat deze handelswijze in strijd was met het zogenaamde nemo tenetur-beginsel, wat inhoudt dat een verdachte het recht heeft om niet actief aan zijn eigen veroordeling mee te werken. Daarnaast zouden andere belangrijke rechtsbeginselen zijn geschonden, zoals het recht op lichamelijke integriteit (artikel 11 van de Grondwet) en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Voor deze inbreuken bestond geen wettelijke voorziening. Volgens de advocaat van de verdachten was er dan ook sprake van onherstelbare vormverzuimen en dienden de bestanden die waren aangetroffen op de iPhone dan ook van het bewijs te worden uitgesloten.
De rechtbank gaat niet mee in dit verweer. Deze handelswijze leidde er namelijk niet toe dat de verdachte actief werd gedwongen aan zijn eigen veroordeling mee te werken. De opsporingsambtenaren hadden de gerechtvaardigde verwachting dat er op de iPhone belangrijke informatie stond over de ernstige verdenkingen tegen de verdachte. Ten tijde van de gedwongen ontgrendeling, in 2016, bestond daarnaast nog geen andere technische mogelijkheid om toegang tot de telefoon te krijgen.
Anders dan de situatie waarin verdachte wordt gedwongen de toegangscode van zijn telefoon af te geven, hetgeen een verklaring van verdachte vereist, maakt het plaatsen van de duim van verdachte op zijn iPhone naar het oordeel van de rechtbank geen inbreuk op het nemo tenetur-beginsel. Het betrof hier namelijk het dulden van een onderzoeksmaatregel die geen actieve medewerking van verdachte vereiste. Daar komt bij dat de vingerafdruk met een zeer geringe mate van dwang was verkregen.
De rechtbank verwijst bij het voorgaande naar het zogenaamde Smartphone-arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:584). Ten behoeve van de waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan aan in beslag genomen voorwerpen om gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. Indien de toegang tot het in beslag genomen voorwerp is beveiligd met bijvoorbeeld een toegangscode, is het de opsporingsambtenaren toegestaan deze beveiliging te kraken, zonder dat daarvoor de medewerking van een verdachte nodig is. Het komt ook voor dat de toegang tot een in beslag genomen voorwerp alleen kan worden verkregen met medewerking van een verdachte, zoals in deze zaak het geval bleek.
Lees ook: Rechtbank Noord-Holland 28 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1568 (Ontgrendelen smartphone)