De Nederlandse student rechtsgeleerdheid maakt gedurende de studie weinig kennis met Engelse en Amerikaanse case law. Dat is vanuit een functioneel oogpunt gerechtvaardigd nu in Nederland het civil law rechtstelsel van toepassing is en niet het common law-stelsel. Desondanks doet het af aan de verrijking en verdieping die een student juist zou moeten doormaken tijdens zijn studie. Om die reden in deze bijdrage een veel besproken casus binnen Amerikaanse en Britse law schools: Queen v. Dudley and Stephens. Centraal staat de morele en toentertijd juridische rechtvaardiging van moord onder omstandigheden.
Door Justin Aenmey
Op 19 mei 1884 maakte de bemanning zich klaar voor een 24 .000 kilometer lange reis van Southampton naar Sydney met de Engelse jacht ‘Mignonette’. Aan boord waren vier bemanningsleden: kapitein Tom Dudley, eerste stuurman Edwin Stephens, matroos Edmund Brooks en een onvervaren scheepsjongen zonder familie, Richard Parker. De krant van destijds beschreef hen als ‘mannen van uitstekend karakter’.
Dertienhonderd mijlen uit de kust van Kaap de Goede Hoop raakte het schip in problemen door hevige golven, wat resulteerde in het kapseizen van de Mignonette. De vier zeemannen ontsnapten met een reddingsboot en vier blikken rapen. Er was geen vers water. Ze leefden spaarzaam en waren zelfs in staat een schildpad te vangen om zo de komende acht dagen te overleven.
Knopen doorhakken
Na acht dagen begonnen de echte problemen. Parker, de onervaren scheepsjongen, had tegen het advies van de anderen in zeewater gedronken. Hij werd ziek en leek stervende. Op de negentiende dag begon de tijd toch echt te tikken. De bemanning had geen eten of drinken meer, waardoor kapitein Dudley zich genoodzaakt voelde om met een plan te komen. Hij stelde voor om een loterij te doen, waarbij de verliezende zich moest opofferen voor de rest. Matroos Brooks weigerde mee te doen, hij wilde het risico niet nemen.
De bemanning kwam uiteindelijk overeen geen loterij te doen. De volgende dag, toen er nog steeds geen reddingsschepen in zicht waren, wendde Dudley zich tot Brooks en Stephens met de gedachte om de stervende scheepsjongen Parker op te offeren en te vermoorden. Zo geschiedde. Vier dagen lang voedden zij zich met het lichaam en bloed van Parker totdat ze werden gered. Dudley schreef in zijn dagboek met onthutsend eufemisme: ‘Op de vierentwintigste dag, terwijl we ons ontbijt hadden, verscheen een schip in de verte.’
Met een Duits schip werden de drie overlevenden teruggebracht naar Falmouth Engeland, waar ze gearresteerd en berecht werden. Matroos Brooks werd getuige van de Staat en Dudley en Stephens verschenen voor de rechter. Ze betwistten de feiten niet, maar beweerden te hebben gehandeld uit noodzaak om te overleven en beargumenteerden dat het beter was dat één zou sterven om zo drie te laten overleven. Anderzijds beweerde de aanklager stellig: moord is moord.
Noodzaak gerechtvaardigd?
De Queen’s Bench Division moest zich buigen over een morele vraag: is noodzaak een gerechtvaardigde verdediging voor moord? Vanuit Jeremy Benthams utilisme is een dergelijke vraag niet lastig. Men moet immers doen zodat het totale geluk wordt gemaximaliseerd. Of moet men toch de visie van Kant op de casus toepassen? Kants categorisch imperatief stelt immers dat niet het gevolg of de strekking centraal moet staan bij morele beslissingen, maar juist de bewogen reden daartoe. Is het wenselijk dat eenieder in een dergelijke situatie handelt zoals Dudley door Parker te vermoorden en op te offeren voor de rest?
Morele problemen ontstaan wanneer een mens het heft van een andermans lichaam in zijn eigen handen neemt. Is men daartoe gerechtvaardigd onder extreme omstandigheden? Is men daartoe gerechtvaardigd door middel van bijvoorbeeld een loterij met gelijke kansen? Mag het feit dat Parker geen familie had een rol spelen in de beslissing? En: kan consent van Parker leiden tot rechtvaardiging van moord?
De rechters waren het unaniem eens over de strafbaarheid van de moord. Zij vonden noodzaak geen mogelijke verdediging voor moord. Ongeacht het lijden, de beproeving en de moeilijkheid om het gedrag zuiver te houden, kon een dergelijke verleiding volgens de rechtbank niet worden opgeworpen als een excuus voor misdaad. Dudley en Stephens werden veroordeeld tot de doodstraf, met uiteindelijk een aanbeveling tot genade van Koningin Victoria.
Voor vele rechtsgeleerdheid studenten zal de onderliggende morele vraag bekend voorkomen. Dit komt omdat deze lijkt op de fictieve casus ‘The Case of the Speluncean Explorers’, die wél op vele rechtenfaculteiten wordt behandeld. In die casus stond een gestrandde groep van vier ontdekkingsreizigers, waarbij ze wederom geen eten en drinken hadden om te overleven, voor de keuze om een van de vier mannen op te offeren door middel van het gooien van een dobbelsteen.
EXTRA
Engelstalige verwijzing naar juridische zaak: R v Dudley and Stephens (1884) 14 QBD 273 DC
Aanbevolen literatuur:
- Justice: What’s The Right Thing To Do? Episode 01 “THE MORAL SIDE OF MURDER”. Begin bij minuut 29:23,
- Engelstalige uitspraak van jurisdiction of High Court
Justin Aenmey studeert fiscaal recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.