Met het verschijnen van het verslag van oud-informateur Kim Putters is bekend geworden dat in de formatieonderhandelingen is afgesproken dat de partijleiders niet in het aankomende kabinet zullen zetelen. Een potentieel kabinet-Wilders I lijkt hiermee definitief van de baan. Een interessante en vernieuwende ontwikkeling die veel verschillende reacties opwekt. Zo zou het bijvoorbeeld “ondemocratisch” en “staatsrechtelijk niet correct” zijn, aldus Geert Wilders. Vanuit Wilders begrijpelijke taal, maar feitelijk simpelweg niet correct.
Door Jeroen van der Eerden, masterstudent Staats- en Bestuursrecht aan Maastricht University
Vooropgesteld moet worden dat de voorgestelde extraparlementaire constructie een noviteit betreft. Het is sinds de Tweede Wereldoorlog eenmaal voorgekomen, in 1977, dat de grootste partij na de verkiezingen niet de premier leverde. De premier was toen wel de lijsttrekker van de grootste partij in de coalitie, namelijk de recent overleden Dries van Agt van het CDA.
Een staatsrechtelijk probleem?
Noviteiten en probeersels maken het echter niet meteen een staatsrechtelijk probleem, noch ondemocratisch. Ondemocratisch kan het zelfs nooit zijn. Als een meerderheid van de Tweede Kamer instemt met een regering zonder premier Wilders, is het per definitie democratisch. De meerderheid van het volk heeft dan immers – via haar vertegenwoordigers – haar goedkeuring gegeven. Staatsrechtelijk onjuist is het evenmin. Er bestaat geen “recht” op het premierschap, of enige andere kabinetsfunctie, voor wie dan ook. Het is slechts een gewoonte (maar zeker geen gewoonterecht) dat de premier van de grootste coalitiepartij komt. Dat Geert Wilders nu niet de premier zal worden treft binnen het staatsrecht geen weerstand.
Evenmin is dat het geval voor een premier van een andere partij dan de PVV, de andere coalitiepartijen of zelfs geheel van buiten de politiek. Men zou zelfs de stelling kunnen verdedigen dat de Grondwet aanstuurt op een dergelijke situatie. Door de jaren heen heeft zich echter een gewoonte ontwikkeld vanwege de praktische voordelen, hoe moet immers nu een premier aangewezen worden? Aan welke eisen moet deze premier voldoen? Volgt een open sollicitatieprocedure? Of stranden we over een paar maanden bij telefoontjes met Herman Tjeenk Willink, Johan Remkes en andere oudgedienden. Vragen die ongetwijfeld onderdeel van het gesprek bij de volgende informatieronde zullen zijn.
Welke kandidaat uiteindelijk gevonden zal worden, het staatsrecht en de democratie zullen hem/haar niet belemmeren deze functie te vervullen. Hier is slechts een kanttekening bij te plaatsen, het vertrouwen. In feite is er slechts één belangrijke staatsrechtelijke factor bij de kabinetsformatie: de vertrouwensregel. Het toekomstige kabinet (en ook de beoogde premier) zal het vertrouwen van een meerderheid van de Tweede Kamer moeten hebben. Indien er geen vertrouwen is zal het kabinet direct met een motie van wantrouwen naar huis gestuurd worden, zoals de motie-Deckers deed met het kabinet-Colijn V (Handelingen II 1939/40, 27 juli 1939, p. 2229). Het lijkt erop dat er onvoldoende vertrouwen is voor een kabinet onder leiding van Wilders. Door plaats te nemen in de Kamer en het premierschap aan een andere kandidaat af te staan wordt dit probleem ondervangen.
Met het oog op een meer dualistische verhouding met de Tweede Kamer is het wellicht zelfs een staatsrechtelijk wenselijke constructie. Het is sinds jaar en dag een klacht van de oppositie (met de nodige wetenschappelijke ondersteuning) dat de Tweede Kamer door de coalitie en dichtgetimmerde regeerakkoorden onvoldoende in staat is de regering te controleren. De onderlinge verhouding zou een te monistisch karakter hebben.
De toekomst
Met een program-kabinet, zoals voorgesteld, met partijleiders in de Tweede Kamer en (vak-)ministers van buiten de politiek, kan deze verhouding veranderen. Hoe de verhoudingen – en het program-kabinet – er precies uit zullen gaan zien is nu aan de formerende partijen. Onder begeleiding van informateurs Richard van Zwol en Elbert Dijkgraaf zal de komende acht weken hard onderhandeld worden. Mocht hier een program-kabinet met lossere banden met de Tweede Kamer uit ontstaan, dan is het echter wel aan de Tweede Kamer om de geboden kans te grijpen én een actievere rol in haar spreekwoordelijke dans met het kabinet te verwezenlijken. Er kan enkel gespeculeerd worden over wat het uiteindelijke effect zal zijn op de daadkracht van ons landsbestuur, een generale repetitie is er immers nooit geweest. Dergelijke speculaties zijn ook betrekkelijk zinloos, ik heb althans geen glazen bol waar de toekomst in geschreven staat. Al met al wacht ons een interessante tijd. Bestuurlijk succesvol of niet, dat zal de toekomst ons leren.