De maatregel terbeschikkingstelling (tbs) is bedoeld om de samenleving te beschermen tegen gevaarlijke daders met een psychische stoornis en hen de noodzakelijke behandeling te bieden.1 In Nederland wordt tbs alleen opgelegd wanneer een psychische stoornis is vastgesteld, zoals vastgelegd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Het stoornisvereiste is de laatste jaren vaak bekritiseerd, mede door de zaak van Michael P., die in 2017 Anne Faber vermoordde. P. weigerde mee te werken aan een gedragskundig onderzoek, waardoor geen stoornis werd vastgesteld en geen tbs werd opgelegd.2 Dit leidde tot bezorgdheid over de werking van het tbs-systeem en de vraag of het stoornisvereiste voldoende bescherming biedt voor de samenleving.3
Door Annick van Vliet, student Utrecht Law College van de Universiteit Utrecht
Verhouding stoornisvereiste en artikel 5 EVRM
Nu er veel gedebatteerd wordt over het stoornisvereiste, rijst de vraag hoe dit zich verhoudt tot de A-grond van artikel 5 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit artikel waarborgt het recht op vrijheid en veiligheid en staat detentie alleen toe op basis van specifieke, gerechtvaardigde redenen. Eén van de gronden is de A-grond, die vrijheidsbeneming mogelijk maakt na veroordeling door een bevoegde rechter. Deze grond vereist een causaal verband tussen de veroordeling en de opgelegde maatregel, wat betekent dat de detentie een direct gevolg moet zijn van het misdrijf en de veroordeling.
Het belangrijkste uitgangspunt van artikel 5 EVRM is dat vrijheid alleen ontnomen mag worden wanneer er een gerechtvaardigde reden voor detentie bestaat. Het causaal verband tussen de veroordeling en de vrijheidsbeneming is daarbij essentieel.4 De veroordeling moet rechtstreeks verband houden met de opgelegde maatregel. Dit kan betekenen dat iemand die een ernstig misdrijf heeft gepleegd, niet alleen strafrechtelijk wordt gestraft, maar ook preventief wordt vastgehouden vanwege het gevaar dat hij of zij opnieuw geweld pleegt.
Wanneer het stoornisvereiste vervalt, verandert de grondslag voor tbs. De maatregel wordt dan niet langer gerechtvaardigd door de psychische stoornis (de e-grond), maar door het gevaar dat de dader voor de samenleving vormt.5 Dit roept de vraag op of detentie op basis van alleen het recidiverisico voldoende rechtvaardiging heeft voor langdurige vrijheidsbeneming.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt strikte eisen aan de rechtmatigheid van preventieve detentie. In eerdere zaken heeft het Hof duidelijk gemaakt dat de detentie enkel gerechtvaardigd is als er een causaal verband bestaat.6 De jurisprudentie is terughoudend als het gaat om detentie zonder direct verband met een gepleegd delict, zoals wanneer het stoornisvereiste wordt opgeheven en de maatregel puur gebaseerd wordt op gevaar.7
Duitse model
Het Duitse rechtssysteem biedt een precedent. In Duitsland is het mogelijk om detentie op te leggen op basis van recidiverisico, zonder dat er een psychische stoornis hoeft te worden vastgesteld. Dit model, bekend als Sicherungsverwahrung, maakt gebruik van de A-grond van artikel 5 EVRM, maar is gebaseerd op het risico dat de dader voor de samenleving vormt.8 Het Duitse systeem wordt door het EHRM geaccepteerd, mits er een causaal verband bestaat tussen de veroordeling en de opgelegde maatregel en er periodieke rechterlijke beoordelingen plaatsvinden om te waarborgen dat de detentie gerechtvaardigd blijft.9
Hoewel het Duitse model theoretisch een precedent biedt voor het toepassen van tbs op basis van gevaar in plaats van stoornis, betekent dit niet dat dit model zonder meer in Nederland kan worden geïmplementeerd. De Nederlandse situatie vraagt om strikte waarborgen. Zo is het cruciaal dat er periodiek wordt getoetst of de detentie nog steeds gerechtvaardigd is en of de dader daadwerkelijk een gevaar vormt. In Nederland gebeurt deze toetsing om de twee jaar, terwijl in Duitsland deze toetsing elke negen maanden plaatsvindt. Dit verschil in toetsingsfrequentie wijst op de noodzaak om striktere controlemechanismen in te voeren als tbs volledig op de A-grond wordt gebaseerd.
Strikte waarborgen
Het vervallen van het stoornisvereiste roept juridische en ethische vragen op over de toepassing van de A-grond van artikel 5 EVRM in Nederland. Hoewel het theoretisch mogelijk is om tbs op basis van gevaar en recidiverisico te rechtvaardigen, moeten strikte waarborgen worden ingebouwd om willekeurige vrijheidsbeneming te voorkomen. Dit vereist periodieke rechterlijke toetsing en duidelijke grenzen aan de vrijheidsbeneming die gebaseerd zijn op gevaar en niet op algemene risico’s. Het Duitse model biedt waardevolle inzichten, maar de implementatie ervan in Nederland moet zorgvuldig worden afgewogen.
Ook een gastartikel schrijven? Lees hier meer over de mogelijkheden.
1 F.W. Bleichrodt & P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Kluwer 2017.
2 W. Laumans, ‘In 2012 twaalf jaar cel, nu verdachte in de zaak Anne Faber. Hoe kan dat?’, NOS 10 oktober 2017.
3 D. Lambert, ‘400.000 mensen tekenen Anne Faber-petitie voor onderzoek rechtssysteem’, AD 18 oktober 2017.
4 EHRM 28 mei 2002, 46295/99 (Stafford/Verenigd Koninkrijk).
5 D.L.F. de Vocht, in: T&C Strafvordering 2019, art. 5 EVRM (online, bijgewerkt 1 juli 2019).
6 EHRM 17 december 2009, 19359/04 (M./ Duitsland) par. 88. 7 EHRM 17 december 2009, 19359/04 (M./ Duitsland) par. 88.
8 EHRM 4 december 2018, ECLI:CE:ECHR:2018:1204JUD001021112, Sancties 2020/8, p. 45-47, m.nt. J. Bijlsma (Islneher/Duitsland).
9 EHRM 17 december 2009, 19359/04 (M. t. Duitsland).