Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling Awb

Het wetsvoorstel  ‘Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling Awb’ bevat een aantal aanpassingen in de bestuursrechtelijke geldschuldenregeling. Het voorziet erin dat een beschikking tot invordering van een dwangsom tot stuiting van de verjaringstermijn leidt. Ook wordt de verjaringstermijn verlengd gedurende de procedure waarin derde-belanghebbende om een beschikking omtrent de invordering heeft verzocht.

Door Donny Buisman

De in 2013 uitgevoerde evaluatie van de geldschuldentitel in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormt de directe aanleiding voor dit wetsvoorstel. Hieruit blijkt dat enkele technische verbeteringen in de geldschuldentitel (titel 4.4 Awb) dienen te worden aangepast. Het wetsvoorstel dat is ingediend door Ollongren en minister voor Rechtsbescherming Dekker moet ertoe leiden dat een aantal wijzigingen worden doorgevoerd.

In de Awb wordt allereerst een algemene bevoegdheid opgenomen voor bestuursorganen tot het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van een geldschuld indien de nadelige gevolgen van de invordering onevenredig zijn in verhouding tot de met de invordering te dienen doelen (nieuw art. 4:94a Awb). Er wordt vervolgens een mogelijkheid voor bestuursorganen gecreëerd om de betaling van voorschotten op te schorten. De bevoegdheid om tot kostenverhaal over te gaan na bestuursdwang wordt daarnaast aan een termijn van vijf jaren gebonden. De positie van derden bij de inning van verbeurde dwangsommen wordt tot slot verbeterd door de verjaringstermijn van verbeurde dwangsommen op te schorten.

Het wetsvoorstel is na een advies van de Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport (35477-4) ingediend op 28 mei 2020 en zal vanaf begin juni als procedurevergadering op de agenda staan van de Tweede Kamer.