Twintig jaar geleden werd een nu 42-jarige man uit Arnhem veroordeeld wegens zedendelicten met minderjarige jongens. Op dit moment verblijft hij in een tbs-kliniek, de Pompestichting in Nijmegen. De kliniek heeft overwogen om de man over te plaatsen naar de longstayafdeling, waarop de man euthanasie heeft aangevraagd. Dit verzoek is vervolgens geweigerd.
Door Deborah van Spelde
Sinds 2002 is het in Nederland toegestaan dat een arts meewerkt aan levensbeëindiging. Wel moet dan zijn voldaan aan de zes zorgvuldigheidseisen in artikel 2 van de Euthanasiewet:
– de arts moet ervan overtuigd zijn dat het verzoek van de patiënt om euthanasie vrijwillig en weloverwogen is;
– er is sprake van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt;
– de arts heeft de patiënt geïnformeerd over zijn situatie en zijn vooruitzichten;
– de arts en de patiënt zijn tot de conclusie gekomen dat er geen redelijke andere oplossing was;
– de arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en een oordeel heeft gegeven op basis van de zorgvuldigheidseisen;
– de arts heeft de levensbeëindiging medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Bovengenoemde man en zijn advocaat stellen dat de man de keuze moet hebben tussen de longstayafdeling en de dood. Uit cijfers blijkt dat 56% van de tbs’ers die verblijven op een longstayafdeling, nooit meer vrijkomen. Volgens de advocaat van de man is dat in strijd met het EVRM.
De Stichting Levenseindekliniek heeft geoordeeld dat er in deze situatie geen sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Het niet willen ondergaan van behandeling op de longstayafdeling, is volgens hen geen grond om het verzoek van de man in te willigen. Hij zal dus alsnog overgeplaatst worden naar de longstayafdeling.