Een werkgever mag zijn werknemers verbieden om een hoofddoekje of andere religieuze symbolen te dragen tijdens het werk. Zolang dit verbod duidelijk staat omschreven in een bedrijfsreglement, is er geen sprake van discriminatie. Dat stelt het Europees Hof vanochtend.
Volgens het hof is het verbodĀ legitiem als werkgevers jegens klanten neutraliteit willen uitstralen, zeker als deze direct in contact komen met klanten, zoals een receptioniste. Er is dan geen sprake van directe discriminatie, zolang een werkgever maar in het bedrijfsreglement vastlegt dat het zichtbaar dragen van ‘enig politiek, filosofisch of religieus teken’ op de werkvloer is verboden, is er geen sprake van directe discriminatie. Ontbreekt echter zo’n verbod in het bedrijfsreglement, dan kan niet worden uitgesloten dat er toch sprake is van discriminatie, aldus het Hof.
Het vonnis betekent het einde van twee langslepende rechtszaken van moslima’s die hun werkgever hadden aangeklaagd omdat ze geen hoofddoekje mochten dragen op de werkvloer.
Adriana van Dooijeweert, voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens in Nederland, keek uit naar de uitspraak, zo is te lezen bij NOS. Volgens haar moest het hof twee belangrijke rechten tegen elkaar afwegen. “Het gaat om aan de ene kant het recht van gelijke behandeling en aan de andere kant het recht van bedrijven om de neutraliteit en onafhankelijkheid van het bedrijf vorm te geven.”
Het College oordeelde eerder in Nederland dat een griffier van een rechtbank wel het recht had om een hoofddoek te dragen tijdens haar werk.
De hele uitspraak is hier te lezen.