De hoogste Europese rechter zal zich buigen over de monopoliepositie van de NS. Concurrenten vinden het alleenrecht van de NS oneerlijk, en zijn een rechtszaak gestart tegen het spoorwegbedrijf.
Het grootste deel van de spoorwegen in Nederland is in handen van de Nederlandse Spoorwegen. Zij hebben, in ieder geval tot 2033, het alleenrecht om op het hoofdrailnet te rijden. Onder dit hoofdrailnet vallen belangrijke trajecten, zoals Amsterdam-Eindhoven en Nijmegen-Utrecht. Oneerlijk, zo stellen vervoersbedrijven als Arriva en Qbuzz.
De concurrenten hebben de afgelopen jaren verschillende rechtszaken tegen de Nederlandse Staat gevoerd, maar zonder succes. Het grootste knelpunt lijkt de Europese PSO-verordening te zijn, waarin regels over openbaar personenvervoer per spoor staan opgenomen. Hoe de rechten en plichten die uit deze verordening voortvloeien moeten worden geïnterpreteerd, “is nog niet beslecht door (…) het Hof van Justitie van de Europese Unie”, aldus de voorzieningenrechter in 2022. Hoewel de rechtbank stelt dat strijd met de verordening “niet onaannemelijk voorkomt,” oordeelt zij daar in kort geding niet over. In een eerdere rechtszaak oordeelde de voorzieningenrechter op overeenkomstige wijze, toen zij oordeelde dat zij niet kon vaststellen “of het voornemen daadwerkelijk in strijd is met de PSO-verordening.”
Prejudiciële vragen
De onduidelijkheid rondom de PSO-verordening kan worden opgelost door het stellen van zogenoemde ‘prejudiciële vragen’. Nederlandse rechters kunnen, als het gaat om Europese regelgeving, opheldering vragen aan het Hof van Justitie. Er bestaat geen verplichting tot het stellen van dergelijke vragen. De reden dat de rechters dit niet hebben gedaan, is waarschijnlijk gelegen in het spoedeisende karakter van een kort geding. De procedure is namelijk gericht op een snelle beslissing. Een antwoord op een prejudiciële vraag kan vaak maanden op zich laten wachten.
In oktober vorig jaar werd opnieuw een rechtszaak aangespannen, ditmaal bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De concurrenten verzochten de rechter wederom advies in te winnen bij het Hof, en met succes. “Er volgt binnenkort een tussenvonnis. Daarin wordt besloten tot het stellen van prejudiciële vragen,” aldus een woordvoerder van het CBb. De NS laat weten “blij te zijn dat er duidelijkheid komt.”