Eerder schreven we al over de zogenaamde Filmspeler waarmee door middel van bepaalde software films en series kunnen worden gestreamd. Het ging hier om een zaak tussen stichting BREIN en de verkoper van Filmspeler. Rechtbank Midden-Nederland stelde vier prejudiciële vragen aan het Europese Hof met betrekking tot de rechtmatigheid van het streamen uit illegale bron. Afgelopen april volgde de uitspraak.
Door Liza Ovsyanko
Illegale verkoop?
De eerste en tweede vraag, met betrekking tot de verkoop van de mediaspeler, werden samen behandeld. Stichting BREIN stelde dat met het in handel brengen van de filmspeler er een “mededeling aan het publiek”, in de zin van artikel 3 lid 1 van richtlijn 2001/29, wordt gedaan. Bij de beantwoording van de eerste vraag werd daarom gekeken of de betreffende bepaling van toepassing is op het de verkoop van de filmspeler.
Krachtens de bepaling hebben auteurs het recht de mededeling van hun werken aan het publiek toe te staan of te verbieden. Het Hof stelt dat “een persoon die beschermde werken rechtstreeks toegankelijk maakt wist, of moest weten, dat de door hem geplaatste hyperlink rechtstreeks toegang biedt tot een illegaal op internet gepubliceerd werk en de verstrekking van die link daarmee moet worden beschouwd als een „mededeling aan het publiek””.
Illegaal streamen?
Vervolgens werden de derde en vierde vraag ook samen behandeld. Deze vragen zouden volgens de Commissie hypothetisch zijn, omdat zij betrekking hebben op het streamen van auteursrechtelijke werken en niet op de verkoop van de mediaspeler. Er werd gevraagd of er geen sprake zou zijn van “rechtmatig gebruik”, in de zin van artikel 5 lid 1 onder b van richtlijn 2001/29, indien een tijdelijke reproductie wordt gemaakt door een eindgebruiker bij het streamen.
Het feit dat de films en series niet permanent worden opgeslagen maakt, volgens het Hof, niet dat er sprake is van een tijdelijke reproductie. Hierdoor is het niet mogelijk om een beroep te doen op een van de uitzonderingen van het auteursrecht.
Hoewel de mediaspelers zelf niet per se illegaal zijn, stelt Stichting BREIN dat ‘nu buiten kijf staat dat dergelijke mediaspelers inbreuk maken’. BREIN spreekt alle andere verkopers van voorgeprogrammeerde media aan. Met deze uitspraak staat volgens BREIN vast dat, indien zij volharden in hun aanbod, zij beroeps- of bedrijfsmatige inbreuk plegen.