Een citaat dat het hart van Thierry Baudet sneller laat kloppen: ‘’Honesta mors turpi vita potior’’. Vrij vertaald: een eervolle dood is te verkiezen boven een smadelijk leven. Ik wil daarbij opmerken dat het citaat als zodanig opgevat moet worden dat een gewilde vredige dood te verkiezen is boven een leven van pijn en ongenoegen.
Door Sam van den Akker
De Hoge Raad sprak zich op 14 maart 2017 uit over een euthanasie gedaan door een niet-arts, ofwel de zoon van het ‘slachtoffer’.[1]
In de zaak stond het strafbare handelen van de zoon van het ‘slachtoffer’ centraal. De zoon zou zich schuldig hebben gemaakt aan een opzettelijke hulp bij zelfdoding, strafbaar gesteld in artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht.
1. Hij die opzettelijk een ander tot zelfdoding aanzet, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie. Artikel 293, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Verdachte in deze zaak, de eerdergenoemde zoon, zorgde al enige tijd voor zijn zieke moeder. In de tien jaar voorafgaand aan haar overlijden maakte de moeder haar doodswens geleidelijk aan bekend. Ze had last van hartfalen, ernstige rugklachten door osteoporose en slecht werkende nieren. Verder was ze nagenoeg blind en had al eerder een open been gehad. Ook was zij elke dag opnieuw uitgeput door de beperkte nierfunctie. Ze had aldus een prangende fysieke toestand waardoor haar psychische toestand ook werd aangetast.
Het ‘slachtoffer’ had haar zoon meermaals duidelijk gemaakt dat ze de wens had om niet meer wakker te worden. Ze had zelfs een euthanasieverklaring getekend en een arts geraadpleegd. Het hele euthanasie-proces is zeer transparant verlopen. Verdachte heeft alles gefilmd, heeft euthanasie-protocollen aangevraagd en heeft zelfs melding gemaakt van een onnatuurlijke dood.
Pogingen om de moeder wat levensvreugde te bezorgen faalden; zij werd nergens meer gelukkig van en had een resolute wens om te sterven. Verder dient opgemerkt te worden dat zij volkomen helder was in haar wens en die wens uitdrukkelijk niet deed onder dwang. Haar wens was duurzaam en zonder voorwaarden.
Verdachte moest haar ondragelijke situatie elke dag aanzien en kreeg zodanig medelijden met zijn moeder, dat hij haar uiteindelijk heeft geholpen om haar doodswens te verwezenlijken. Verdachte liet zijn moeder een overdosis aan Oxazepam innemen waardoor zij een onnatuurlijke dood stierf.
De zoon werd uiteindelijk vervolgd en verweerde zich met een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand. Hij moest kiezen tussen het naleven van de wet en zijn moeder laten lijden, of hij zou zijn hart volgen en de gekoesterde wens van zijn moeder te verwezenlijken. Verdachte koos voor het laatste.
Het Hof accepteerde het verweer en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging, anders dan de rechtbank die hem in eerste aanleg veroordeelde. De Hoge Raad had begrip voor de situatie en debiteert dat een dergelijk beroep op noodtoestand mogelijk is onder omstandigheden. Toch vernietigde de Hoge Raad het arrest van het Hof en verwees de zaak naar een ander Hof (’s-Hertogenbosch). Het Hof Arnhem-Leeuwarden had volgens de Hoge Raad een verkeerd toetskader gebruikt, namelijk dat van een arts terwijl verdachte uitdrukkelijk geen arts was.
Stel je je voor dat je je eigen moeder/geliefde elke dag weer moet zien worstelen met het leven door ziektes en pijn. Stel je daarbij voor dat je het beste voor het met je geliefde en die geliefde een uitdrukkelijke en duurzame wens heeft om te sterven. Wat zou jij doen en waar zou je eerder mee kunnen leven; Je geliefde elke dag zien lijden of je geliefde behulpzaam zijn bij het verwezenlijken bij de lang gekoesterde doodswens?
De memorie van toelichting bij art. 294 Wetboek van strafrecht merkt op dat het verzoek van de euthanasie-patiënt de essentie vormt van dat artikel. De MvT geeft zelfs aan dat een verzoek niet per se schriftelijk hoeft te zijn om de hulp bij zelfdoding gerechtvaardigd te achtten. Het verzoek moet vrijwillig, weloverwogen en duurzaam zijn.
Mijns inziens is in deze zaak sprake van afwezigheid van de wederrechtelijkheid, zodat het Hof in Den Bosch verdachte dient te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe merk ik allereerst op dat artikel 2 EVRM een recht geeft op leven en dus uitdrukkelijk geen plicht oplegt om te leven. Het is dus feitelijk het leven van ‘slachtoffer’.
Daarnaast geeft de wet een rechtvaardigingsgrond voor artsen, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Daar staan onder meer centraal: transparantie, bewustheid van de patiënt, proportionaliteit en subsidiariteit.
Nu verdachte nagenoeg conform die voorwaarden heeft gehandeld – hij heeft de dood van zij moeder aangegeven als niet-natuurlijk, hij heeft gesproken met zijn moeder over haar wens en alles opgenomen met een camera, heeft meermaals gevraagd aan zijn moeder hoe het was met haar psyché en daarover zijn getuigen gehoord, heeft ervoor gezorgd dat zijn moeder een vredige dood stierf en had redelijkerwijs geen andere optie om te voldoen aan de wens van zijn moeder – moet hij straffeloos blijven.
Mijns inziens is er in casu geen sprake van wederrechtelijkheid dor het transparante handelen van verdachte. Bij andere zaken zou men moeten letten op de volgende criteria:
1.Een uitdrukkelijk uitgesproken (doods)wens
a. tegen specialist en/of getuigen (hetgeen uit het dossier moet blijken)
b. tegen verdachte
2.Een uitzichtloze lijdensweg (veel pijn, een naderende dood eventueel in combinatie met een voltooid levensgevoel)
3.Redelijkerwijs geen andere optie/subsidiariteit (hetgeen in context bezien moet worden met de omstandigheden als mate van lijden, resolutie van de wens of de dominantie van het ‘’slachtoffer’’)
4.Proportionaliteit
Mochten die criteria zijn vervuld, dan is er mijns inziens geen sprake van wederrechtelijkheid, zodat men niet strafbaar handelt. Het leven is weliswaar het hoogste rechtsgoed, maar het kan verliezen aan kwaliteit waardoor het rechtsgoed feitelijk niet veel meer waard is.
Ook heeft in mijn optiek een noodtoestand-verweer, conform datgene de verdediging heeft aangevoerd, kans van slagen in zeer uitzonderlijke en prangende situaties.
Indien dat nog geen zoden aan de dijk kan zetten, dan zal er naar mijn mening zelfs uitgeweken kunnen worden naar Afwezigheid Van Alle Schuld (AVAS). Dit zou dan in een aparte categorie gezet kunnen worden conform de criteria zoals hierboven genoemd betreffende de knellende situatie.
Mocht dat alles niet slagen, dan heeft ons wetboek van strafrecht nog de 9a Sr-mogelijkheid. Die mogelijkheid kan worden gezien als het rechterlijke pardon, waarbij de verdachte wel schuldig wordt bevonden aan het plegen van het misdrijf, maar hem geen straf wordt opgelegd.
Opdat wij het strafrecht humanitair, redelijk en samenlevingsgericht houden.
[1] Slachtoffer staat tussen aanhalingstekens omdat een slachtoffer in mijn optiek iemand is die ongewild iets meemaakt. Nu het slachtoffer in deze zaak een uitdrukkelijke en duurzame doodswens had, vind ik het niet passend om over slachtoffer te spreken zonder dat tussen aanhalingstekens te plaatsen.