Op 12 februari 2018 heeft de rechtbank Amsterdam bepaald dat Casper van W. niet door Transavia ontslagen mag worden. De piloot hield op 16 maart 2016 samen met zijn vader een straatrace door Loosdrecht, waarbij zij binnen de bebouwde kom 100 kilometer te hard reden. De race kostte het leven van een 19-jarige vrouw die in haar auto werd aangereden door de vader van de piloot.
Door Kirsten Willms
Strafrechtelijke procedure
De piloot is vrijgesproken van (mede)plegen van dood door schuld in het verkeer (artikel 6 WvW), waarbij de rechtbank opmerkt dat hij wel heeft bijgedragen aan het verwerpelijke rijgedrag van zijn vader. Hij is schuldig bevonden aan gevaarzettend gedrag op de weg (artikel 5 WvW). Voor deze overtreding is de piloot veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren en een jaar rijontzegging. De piloot heeft inmiddels hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Civielrechtelijke procedure
Transavia verzocht de rechter om de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk te ontbinden, waaraan onder meer ten grondslag werd gelegd dat de piloot verwijtbaar heeft gehandeld. Transavia heeft hiervoor aangevoerd dat, op grond van de gedragingen die in het strafvonnis bewezen zijn verklaard, sprake is geweest van extreem gevaarzettend gedrag in het verkeer en het overtreden van (verkeers)veiligheidsnormen.
Dit gedrag is volgens Transavia niet te verenigen met zijn functie als piloot, waarin hij bij uitstek verantwoordelijk is voor de veiligheid van anderen in de lucht en strikte veiligheidsvoorschriften dient na te leven. Bovendien vindt Transavia het onaanvaardbaar dat zij de piloot moeten inzetten voor passagiersvluchten, terwijl hem de bevoegdheid tot besturen van een simpele auto is ontzegd.
De piloot heeft hier tegenin gebracht dat hij in beroep is gegaan tegen het strafvonnis en dat Transavia hem meer verwijt dan wat bewezen is verklaard in het vonnis. Hij betwist dat hij enig gevaar vormt voor de vliegveiligheid of dat er andere bezwaren zijn om zijn werk te hervatten.
De beoordeling
De rechtbank heeft vooropgesteld dat, hoewel deze zaak samenhangt met een dodelijk ongeval en het morele verontwaardiging in de samenleving heeft opgeroepen, het gedrag van de piloot een eenmalige overtreding is. Als uitgangspunt geldt dat strafrechtelijke gedragingen via het strafrecht worden afgedaan, tenzij er een duidelijke relatie bestaat tussen die gedraging en het werk.
Volgens de rechtbank is de overtreding niet genoeg om vast te stellen dat de piloot zijn functie niet goed kan uitoefenen of een gevaar in de lucht zal zijn. Bovendien heeft Transavia geen vast beleid waaruit blijkt dat ernstige verkeersovertredingen gevolgen kunnen hebben voor het uitoefenen van het beroep van piloot. In deze overweging heeft de rechtbank meegenomen dat Transavia reeds op de hoogte was van de overtreding, vóórdat de vliegthuigmaatschappij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeenkwam met de piloot.
De uitspraak is hier te vinden.
Lees ook: HR Spanjaardslaan