De wrakingsprocedure als misbruik van procesrecht

De Raad voor de Rechtspraak vindt, samen met het College van procureurs-generaal, dat er een mogelijkheid moet komen om sommige wrakingsverzoeken te vereenvoudigen.

Door Donny Buisman

Wraking vindt plaats als een rechter in zijn zaak niet onafhankelijk of niet onpartijdig zou zijn. Dit bleek bijvoorbeeld tijdens het hoger beroep in de ‘minder Marokkanen’-uitspraak van Geert Wilders, waardoor de zaak minimaal een half jaar uitloopt.

Het aantal wrakingsverzoeken is de afgelopen tien jaar toegenomen, terwijl het aantal gegrond verklaarde wrakingen relatief laag is. De aanhangige zaak wordt bij een wrakingsverzoek stilgelegd, waarna een andere rechter zo snel mogelijk kijkt of het verzoek gegrond is. De behandeling van de aanhangige zaak zal zich pas voorzetten wanneer hiertoe is besloten. De Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) en het College van procureurs-generaal (hierna: het College) menen dat dit lang niet altijd nodig is. Er moet daarom bij bij voorbaat kansloze wrakingsprocedures een eenvoudigere procedure komen om het verzoek af te doen. De mogelijkheid tot misbruik van het procesrecht kan op deze manier worden tegengegaan.

Bij de beoogde nieuwe procedure zullen een aantal aanpassingen worden gedaan. De wraking tegen een tussenbeslissing wordt dan uitgesloten en er komt een versnelde procedure bij kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde wrakingsverzoeken. De nieuwe procedure moet een oplossing bieden voor alle rechtsgebieden en daarom binnen elk procesregime gelden. Het is nu de vraag hoe Sander Dekker, minister voor Rechtsbescherming, zal reageren op de brief.