Het lukt de Dienst Terugkeer en Vertrek steeds vaker niet om ongewenste vreemdelingen terug te sturen naar hun land van herkomst. Met de introductie van een bestuursrechtelijk kader voor vreemdelingenbewaring wordt daarom beoogt de bepalingen over staandehouding, zekerheidsstelling, vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming uit de Vreemdelingenwet 2000 aan te passen. Hetgeen een lang proces is blijkens de (voorlopige) parlementaire geschiedenis.
Vreemdelingenbewaring moet gezien worden als laatste redmiddel. Het wetsvoorstel dat oorsprong vindt in 2015 werd aangenomen op 19 juni 2018 en is nu al een behoorlijke periode in de schriftelijke voorbereiding. De Eerste Kamercommissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) heeft recentelijk de nadere memorie van antwoord (EK, I) ontvangen. De commissie heeft de behandeling van dit wetsvoorstel opgeschort totdat het door de staatssecretaris aangekondigde wetsvoorstel de Eerste Kamer heeft bereikt.
Uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat de meeste vreemdelingen zelfstandig vertrekken. Voor een aantal niet zelfstandig vertrekkende vreemdelingen is gedwongen vertrek daarentegen noodzakelijk. De dwangmaatregel vreemdelingenbewaring is er dan om de vreemdeling die niet meewerkt beschikbaar te houden voor uitzetting. Met het beoogde wetsvoorstel blijft de vreemdeling beschikbaar voor vertrek. De huidige vormen van bewaring voor vreemdelingen, territoriale bewaring en vreemdelingen in grensbewaring houden dan op te bestaan.
De commissie gaat nu een brief versturen aan de staatssecretaris van J&V met het verzoek een stand van zaken en een tijdpad te geven van het aangekondige wetsvoorstel. Daarnaast wenst de commissie te vernemen wat er precies gaat gebeuren met dit wetsvoorstel, dat nu bij de Eerste Kamer ligt. De staatssecretaris wordt verzocht deze brief voor het kerstreces te beantwoorden.