De problematische ontwikkeling van deepfake in strafrechtelijk juridisch perspectief

Onlangs kwam in een uitzending van Zondag met Lubach het onderwerp ‘deepfake’ aan bod. Wat is dit, welke plaats heeft dit begrip in het strafrecht en kan het gebruik van pornografische deepfake worden bestraft met het huidige strafrecht?

Door Rens Louwerse, rechtenstudent aan Tilburg University

Deepfake kan worden omschreven als zijnde een gemanipuleerde video of andere digitale representatie die geproduceerd is door gesofisticeerde artificiële intelligentie. Deze artificiële intelligentie creëert een gefabriceerde video van een persoon door gebruik te maken van afbeeldingen van de persoon die aan het systeem worden gegeven. Daarbij is het ook mogelijk dat de stem van de persoon wordt nagedaan door het geven van audiofragmenten van de persoon aan het systeem. Hierdoor ontstaat een video waarop de persoon te zien is en zijn of haar stem te horen is, terwijl de persoon in kwestie niet deel heeft genomen aan de video.

Porno-industrie

Deepfakes worden tot nu toe vooral gebruikt in de porno-industrie. De opkomst hiervan is als eerste waargenomen op de website www.reddit.com in 2017.[1] Uit Nederlands onderzoek blijkt dat ongeveer 96 procent van alle deepfake video’s die online staan, pornografisch is.[2] Door het gebruik van deepfakes kunnen er dus pornovideo’s gemaakt worden van personen, die helemaal niet hebben deelgenomen aan het pornografische materiaal. Het verspreiden of delen van seksueel getint beeldmateriaal is strafbaar op grond van artikel 139h Wetboek van Strafrecht (Sr). Als het om minderjarigen gaat, is het verspreiden van dergelijk beeldmateriaal strafbaar op grond van artikel 240b Sr.

Echter, het is de vraag of een video waarbij iemands gezicht via deepfake wordt geplaatst in seksueel getinte beelden of pornografisch materiaal ook valt onder deze bepalingen. De persoon van wie het gezicht wordt gebruikt, heeft immers niet deelgenomen aan de pornografische beelden. Wel kan dit strafbaar worden gesteld op grond van artikel 261 lid 2 Sr, waarin is bepaald dat als je opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt door gebruik te maken van (in dit geval) afbeeldingen die verspreid worden, openlijk tentoongesteld worden of aangeslagen worden, je je schuldig maakt aan ‘smaadschrift’. Hierop staat een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

Als we kijken naar artikel 139h lid 1 Sr zien we dat de strafbedreiging hoger is. Het gaat in dit wetsartikel namelijk om een geldboete van de vierde categorie. De strafbedreiging van artikel 240b Sr is nog hoger, namelijk een gevangenisstraf van een jaar met een geldboete van de vijfde categorie.

In de wet

Artikel 139h Sr is op 1 januari 2020 in het leven geroepen. Hierin spreekt de wetgever over de term ‘’vervaardigd’’. Gesteld kan worden dat het produceren van deepfake hieronder valt, aangezien deepfake door een persoon wordt gemaakt. Dit vindt mede steun in de gedachte van de wetgever, weerspiegeld in de memorie van toelichting.[3] Hieruit blijkt dat in artikel 139h Sr het opzettelijk en zonder medeweten of toestemming van betrokkene vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard zelfstandig strafbaar wordt gesteld, alsmede het in bezit hebben van een op dergelijke wijze vervaardigde afbeelding(en) en het openbaar maken hiervan.

Echter, men kan dan wel het argument opvoeren dat de bewijspositie van de officier van justitie erg hoog is, nu opzettelijkheid én wederrechtelijkheid moet worden bewezen. Het college van P-G’s is het eens met het feit dat de wederrechtelijkheid, praktisch niet haalbaar is.[4] Dat voor deze bewoordingen is gekozen is voer voor een andere discussie.

Minderjarig persoon

Voor artikel 240b Sr is het een nog complexer verhaal, omdat er in de productie van het pornografische materiaal geen gebruik is gemaakt van een minderjarig persoon. Jurisprudentie is er, wellicht gelukkig, over dit onderwerp op het moment nog niet. Echter, het probleem blijft bestaan dat het mogelijk is dat het hoofd van een minderjarige op pornografisch beeld ‘gedeepfaked’ kan worden. Daarnaast zal het problematisch worden om de berechting via artikel 240b lid 1 Sr te laten verlopen, aangezien lid 1 de bewoordingen ‘’betrokken of schijnbaar is betrokken’’ gebruikt. Mocht zich een dergelijk geval voordoen, dan is het aan de officier van justitie en de rechter om te bepalen hoe dit feit binnen het strafrechtelijke systeem past.

Bovenstaand is kort geschetst hoe het gebruik van deepfake tot problemen kan leiden. Het zal juridisch interessant zijn om te kijken hoe de ontwikkeling van deepfake zich gaat voortzetten en welke gevolgen dit heeft voor de (strafrechtelijke) juridische sector.

Ook een gastartikel schrijven? Bekijk dan hier de mogelijkheden.


VOETNOTEN

[1] J. Roettgers, Porn producers offer to help Hollywood to take down deepfake videos, Variety, 2018.
[2] H. Ajder et al, ‘’The state of deepfakes: landscape, threats, and impact’’. Deeptrace, 2019.
[3] Kamerstukken II 2018/19, 35080, 3.
[4] Kamerstukken II 2018/19, 35080, 3.