‘Criminele jongeren krijgen nauwelijks hulp na strafrechtelijke veroordeling’

Jongeren die door de strafrechter zijn veroordeeld en daarbij een hulptraject opgelegd hebben gekregen, krijgen die hulp vaak te laat of helemaal niet. Dat concludeert de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) na onderzoek. De kinderbeschermingsorganisatie vreest dat gestrafte jongeren hierdoor opnieuw in de criminaliteit zullen belanden.

Jeugdigen die vanwege een strafbaar feit voor de rechter moeten verschijnen, moeten er daarna zoveel mogelijk van worden weerhouden om opnieuw het criminele pad te kiezen. Dat is het doel van de verschillende maatregelen uit het jeugdstrafrecht, die de strafrechter op advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) aan jongeren kan opleggen. Een voorbeeld van zo’n maatregel is het jeugdreclasseringstraject, waarbij een criminele jongere in een jeugdhulpinstelling kan worden begeleid door daarvoor opgeleide specialisten.

Voorlopige cijfers laten zien dat gedurende de eerste zes maanden van 2022 ruim 2.600 jongeren met een jeugdreclasseringstraject zijn gestart. De helft van deze jongeren woont in de Randstad; in het oosten van ons land begonnen bijna 500 jongeren aan een jeugdreclasseringstraject. De uitvoering van deze vorm van jeugdhulp ligt in handen van de gemeenten, die deze taak acht jaar geleden overnamen van de Rijksoverheid. Gemeenten krijgen sindsdien jaarlijks een budget waarmee ze een heel pakket aan jeugdzorg moeten inkopen. Zij geven hierbij echter steeds minder prioriteit aan jeugdreclassering, waardoor jongeren deze hulp te laat of soms zelfs helemaal niet meer kunnen krijgen. 

Dyslexietraining

Madelon Ultee, strafrechtadviseur bij de RvdK, ziet dat gemeenten in plaats daarvan vaker kiezen voor lichtere hulp, zoals een jongerencoach, om jongeren met een strafblad te begeleiden. “Want met hetzelfde budget moeten ze bijvoorbeeld ook een dyslexietraining van een kind betalen”. Ultee denkt echter niet dat lichtere vormen van jeugdhulp het zeer specialistische jeugdreclasseringstraject kunnen vervangen. “Het draagt wel iets bij, maar raakt niet aan de kern van het probleem”.

Dat probleem lijkt bovendien alleen maar groter te worden. Zo blijkt uit een onderzoek dat de RvdK uitvoerde in de provincies Gelderland en Overijssel dat 72% van de veroordeelde jongeren uiteindelijk geen jeugdreclasseringshulp heeft gekregen. De onderzoekers schatten in dat dit percentage landelijk gezien op vijftig procent ligt.

“Hier worstelen we als Raad voor de Kinderbescherming wel mee”, geeft Ultee toe. “Wij willen altijd kiezen voor de hulp die past bij een minderjarige. Op basis van de bewezen effectiviteit en niet op basis van het aanbod”. De strafrechtadviseur pleit er dan ook voor om alle jeugdzorg weer landelijk te gaan regelen. “Niet alleen voor de jongeren zelf, maar ook voor de maatschappij, want die betaalt de prijs”.

Administratieve rompslomp

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) erkent dat er problemen zijn met het verlenen van hulp in jeugdreclasseringstrajecten. Zij wijt deze problemen aan het feit dat zowel gemeenten als hulpverleners tegenwoordig vooral bezig zijn met administratieve rompslomp en hierdoor minder tijd hebben voor het bieden van hulp aan criminele jongeren. Daar komen de toegenomen vraag naar andere vormen van jeugdhulp en het grote personeelstekort in de jeugdzorg nog bij. Toch zegt de VNG samen met de Rijksoverheid hard te werken aan een oplossing.

Jeugdzorg Nederland herkent de signalen van problemen binnen de jeugdreclassering ook. Die organisatie wijst erop dat jongeren te vaak worden weggezet als ‘crimineel en gevaarlijk, terwijl het juist belangrijk is dat we hen gaan zien als jongeren die hulp nodig hebben.’