Commissie vs Google: opnieuw misbruik van machtspositie?

Op 20 april 2016 maakte de Europese Commissie middels een persbericht bekend Google opnieuw te verdenken van anticompetitief gedrag op de Europese interne markt. De Commissie heeft een zogeheten Statement of Objections naar Google gestuurd.

Door Céline Teeuwen

Basis voor het onderzoek zijn de Europese mededingingsregels, in het bijzonder artikel 102 VWEU. Dit artikel verbiedt bedrijven misbruik te maken van hun dominante positie op de interne markt. Zulk misbruik kan onder andere bestaan uit het opleggen van onredelijke verkoopprijzen of andere contractuele voorwaarden, het beperken van de productie, het hanteren van ongelijke voorwaarden tegenover gelijke handelspartners of het afhankelijk maken van het sluiten van contracten van de aanvaarding van bijkomende (onredelijke) voorwaarden. Het bestaan van een machtspositie is op zichzelf derhalve niet verboden, het misbruiken van zo’n positie door middel van bepaald gedrag wel.

In onder andere de bekende United Brands-zaak ging het HvJ eerder in op de vraag wanneer er sprake is van een dominante positie. Het Hof oordeelde toen dat daarvoor eerst de relevante markt bepaald moet worden (zowel in product- als geografisch opzicht); daarna is voor het bepalen van de ‘echte’ machtspositie van belang of het bedrijf daadwerkelijke mededinging in de relevante markt kan verhinderen ‘doordat zij sterk genoeg is zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, afnemers en uiteindelijk de consumenten te gedragen.’

In 2010 startte de Commissie al eerder een onderzoek, toen naar de ranking van zoekresultaten. Dit leidde in april 2015 tot een voorlopige conclusie waarin gesteld werd dat Google haar machtspositie misbruikte ‘by systematically favouring its own comparison shopping product in its general search results pages (..)’. Alle documenten die betrekking hebben op dit nog lopende onderzoek zijn hier te vinden.

In het persbericht van twee weken geleden is het onderwerp anders, hoewel de nieuwe zaak wel voortkomt uit het eerder genoemde onderzoek van de Commissie. Het onderwerp van onderzoek is dit keer Google’s Android besturingssysteem; volgens de Commissie bestaat het anti competitieve gedrag uit het opleggen van beperkingen aan producenten van Android-apparaten en netwerkaanbieders. Ten eerste eist Google van producenten dat zij vooraf Google Search en Google Chrome installeren op alle mobiele apparaten. Daarnaast verbiedt Google producenten om mobiele apparaten te verkopen die op andere besturingssystemen werken. Deze producenten zouden hier zelfs financieel voor beloond worden.

Gelet op het bovenstaande versterkt Google haar dominante positie, hetgeen anti competitief werkt en de ontwikkeling van alternatieve besturingssystemen belemmert. Volgens de Commissie is Google’s dominante positie onbetwist: zo’n 80 procent van de mobiele apparaten loopt op Android, Google’s besturingssysteem, en Google heeft een marktaandeel van meer dan 90 procent in de relevante markten. Een hoog marktaandeel hoeft echter niet altijd automatisch een dominante positie weer te geven, vooral in technologie-gerelateerde markten die snel ontwikkelen kunnen de marktaandelen van bedrijven heel snel veranderen.

Google heeft nu de mogelijkheid om de mededeling van de Commissie te onderzoeken en te beantwoorden. Hoelang het onderzoek nog zal duren is niet bekend. Indien de Commissie tot het opleggen van een boete komt, is deze maximaal 10 procent van Google’s jaarlijkse omzet. Alle documenten inzake de nieuwe mededeling van de Commissie zijn hier te vinden.