Commissie Stiekem blijkt niet zo stiekem

Hoewel lekken in Den Haag schering en inslag is, is er thans een zeer bijzondere situatie ontstaan. De Tweede Kamer stemt vandaag over het voorstel van het presidium om een onderzoekscommissie in te stellen. Deze commissie moet onderzoeken of en wie er uit de Commissie Stiekem heeft gelekt. Na lang en zorgvuldig onderzoek verklaarde het Openbaar Ministerie zich vorige week onbevoegd, omdat er sprake zou kunnen zijn van een ambtsmisdrijf.

Geschreven door Mark van den Hove

Lekken is in het Haagse eerder regel dan uitzondering, maar algemeen bekend is dat alles wat in de Commissie Stiekem (de commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) gedeeld wordt met de kamer vertrouwelijk is. Ook alle notulen en aantekeningen van deze bijeenkomsten zijn geheim. Het lekken van informatie uit de Commissie Stiekem is een ernstig vergrijp. Commissievoorzitter Zijlstra heeft daarvan aangifte gedaan. Na langdurig en complex onderzoek kwam het Openbaar Ministerie op 11 november 2015 tot de conclusie dat wellicht een van de commissieleden, te weten een van de fractievoorzitters van de Tweede Kamer, zich schuldig heeft gemaakt aan een ambtsmisdrijf (artikel 272 jo 44 Sr).

Artikel 119 van de Grondwet
“De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.”

Nu het Openbaar Ministerie tot de conclusie is gekomen dat er mogelijk leden van de Tweede Kamer zich schuldig hebben gemaakt aan schending van het ambtsgeheim, heeft zij op grond van artikel 119 van de Grondwet het onderzoek “teruggeven” aan de Tweede Kamer, omdat het Openbaar Ministerie niet bevoegd is leden van de Tweede Kamer te vervolgen voor dergelijke feiten.

Besluit van het presidium van de Tweede Kamer
Het presidium van de Tweede Kamer heeft besloten om aan de Tweede Kamer het voorstel te doen om een onderzoekscommissie in te stellen. Het presidium doet dit voorstel, omdat de Tweede Kamer daarover met gewone meerderheid moet stemmen. Deze stemming zal vandaag plaatsvinden. De commissie vindt haar legitimiteit in artikel 9 van de Wet Ministeriële verantwoordelijkheid. Dit is een wet uit 1855. Uniek is dat er thans voor het eerst een beroep op wordt gedaan. Hoewel de wet nog steeds zijn geldigheid heeft, is de wet ook een beetje uit de tijd.

De wet lijkt bij eerste lezing enkel te zien op de vervolging van Hoofden der Ministeriële Departementen, thans ministers. Dit zou kunnen impliceren dat bij het onderzoek van het Openbaar Ministerie een verdenking jegens een minister zou zijn gerezen, echter het presidium benadrukt dat er geen concrete namen zijn genoemd. In de wandelgangen gaat het gerucht dat het om één of twee fractievoorzitters gaat. Waarom de Wet Ministeriële verantwoordelijkheid van toepassing is, is een raadsel. Het antwoord zou hem gezocht kunnen worden in het feit dat het een unieke situatie betreft en dat er aansluiting gezocht wordt bij deze wet, omdat deze wet voorziet in een zorgvuldige procedure.

Vervolg
Als de kamer vandaag instemt met de benoeming van een onderzoekscommissie, dan zal deze commissie aan de slag gaan. De commissie kan mensen onder ede horen en nader onderzoek doen aan de hand van de onderzoeksresultaten. Binnen 3 maanden zal de Tweede Kamer een besluit moeten nemen of er een opdracht tot vervolging wordt gegeven aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad en wie er dan als verdachte moet worden aangemerkt.

Daarna zal de Procureur-Generaal de vervolging instellen. De Hoge Raad beslist in een dergelijke zaak in een kamer van 10 raadsheren. Wanneer de stemmen staken binnen deze zittingscombinatie volgt vrijspraak. (artikel 76 Wet op de Rechterlijke Organisatie)

Bijzonderheid
Tot op heden is er nog nooit een last tot vervolging wegens een ambtsmisdrijf gegeven. Het zou dan ook zeer bijzonder zijn wanneer er thans een dergelijke last wordt gegeven. Het is echter wel heel voorstelbaar dat wanneer er een concrete verdachte uit het onderzoek van de commissie komt, dat de Tweede Kamer de Procureur-Generaal de opdracht zal geven te vervolgen. Het strafmaximum is 16 maanden gevangenisstraf (artikel 272 jo 44 Sr).

Noemenswaardig is dat de Hoge Raad al wel eens een minister heeft veroordeeld. Het betreft G.Ch.C. Pels Rijcken. Hij werd in januari 1868 voor de Hoge Raad gedaagd vanwege het niet vastleggen en vasthouden van een hond in een gemeente waar de veetyfus heerste. Hij werd bij verstek veroordeeld tot een boete van f 10,- of een dag gevangenis. Saillant detail is dat de huidige landsadvocaat werkzaam is bij Pels Rijcken & Drooglever Fortuin.

De vraag is hoe een berechting in eerste en laatste instantie zich verhoudt tot het EVRM. Immers heeft de verdachte, zijnde een politicus, niet dezelfde rechten als iedere andere verdachte. Een politicus die veroordeeld wordt door de Hoge Raad kan niet meer in hoger beroep of cassatie en kan de uitspraak dus ook niet laten toetsen door een ander rechter. Op zichzelf zou het dus van uit een rechtswetenschappelijk oogpunt heel interessant zijn als het tot een vervolging zou komen.

To be continued..