Bestuurders: privacywetten bemoeilijken aanpak drugscriminaliteit

Bestuurders klagen over de strenge privacywetten die de aanpak van Brabantse drugscriminaliteit bemoeilijken. Om criminaliteit aan te pakken moeten overheidsinstanties samenwerken. Echter, door privacywetgeving mag niet alle informatie onderling gedeeld worden.

Door Bibi Santpoort

De Brabantse drugsindustrie groeit, ondanks de ondermijningsbeelden (bundeling van signalen en aanwijzingen van criminele aanwezigheid en activiteiten in een bepaald gebied) die van elke Brabantse gemeente in 2015 zijn gemaakt. De groei komt volgens bestuurders door de vaak wel aanwezige informatie over criminele activiteiten die echter niet tussen de verschillende overheidsinstanties mag worden gedeeld. Privacywetten bemoeilijken de samenwerking van de overheidsinstanties en hierdoor ook de aanpak van de drugscriminaliteit.

Protocollen

Informatie mag volgens strenge protocollen alleen gedeeld worden tussen verschillende instanties wanneer er een vermoeden is van georganiseerde criminaliteit. De overheidsinstantie die informatie van andere instanties nodig heeft, moet eerst schriftelijk motiveren waarom de hulp nodig is. Deze motivering moet vervolgens door het ambtelijk overleg, waarna deze nog voor goedkeuring naar de ‘driehoek plus’ (bestaande uit burgemeester, politiechef, officier van justitie en vertegenwoordiger Belastingdienst) moet. Of een zaak inderdaad door meerdere instanties wordt opgepakt, hangt in grote mate af van de beschikbare capaciteit en tijd van de instanties.

Lobby

Burgemeesters en andere bestuurders blijven hierdoor lobbyen voor het schrappen van een aantal privacywetten, zodat de informatiedeling minder streng wordt. Echter, de Raad van State sprak in april uit dat hij de noodzakelijkheid van de opruiming van de privacywetten betwijfelt. De strijd van de bestuurders is dus nog niet gestreden.