Rechter: België moet kinderen IS-strijders terughalen

De rechtbank in Brussel heeft onlangs besloten dat de Belgische Staat alle nodige maatregelen moet nemen om zes kinderen van strijders van terreurbeweging Islamitische Staat (IS) terug te halen. Daarnaast dienen ook de moeders te worden teruggehaald. De moeders reisden vijf jaar geleden samen met hun echtgenoten, die aan de zijde van IS streden, naar Syrië. Echter, de mannen sneuvelden in 2014 op het slagveld, waarna de vrouwen terugkeerden naar België om daar te bevallen. Later reisden zij opnieuw naar Syrië, waar ze trouwden met andere IS-strijders. 

Door Bo Geurts

De Belgische Staat moet volgens de rechtbank deze nodige maatregelen nemen, omdat de moeders en de kinderen die verblijven in opvangkampen in Syrië, te weinig water, voedsel en medicijnen tot hun beschikking hebben. Dit betekent dat de moeders en de kinderen kans lopen om ziek te worden. Derhalve heerst er voor de moeders en de kinderen een noodsituatie, wat maakt dat de Belgische Staat hun dient terug te halen. Des te meer dienen zij tezamen worden teruggehaald, omdat kinder- en mensenrechtenwetgeving (artikel 3 en 8 EVRM) gebieden dat minderjarige kinderen niet van hun ouders mogen worden gescheiden.

De inspanningsverplichting die voor de Belgische Staat hieromtrent geldt, houdt niet het verplicht terughalen (repatriëren) van de moeders en kinderen in. Dit omdat België geen bevoegdheid heeft in Syrië. Echter, België dient onder andere wel te zorgen voor het leggen van contacten met de lokale autoriteiten en voor het verstrekken van reis- en identiteitsdocumenten.

Voorheen gold binnen België het beleid dat Syriëgangers en hun kinderen niet actief teruggehaald worden. Dit uit angst voor mogelijke aanslagen in eigen land. Dit gold ook voor de vrouwen van de Syriëgangers wegens het ‘waarschijnlijk’ betrokken zijn bij terroristische activiteiten. Met deze uitspraak is dit dus veranderd. Minister De Block van Asiel en Migratie in België is het niet met deze uitspraak eens en derhalve zal de federale regering hiertegen in beroep gaan.

De Block kiest dus voor het nemen van voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van terrorisme en dus voor het ‘waarschijnlijk’ betrokken zijn bij terroristische activiteiten, ook al is het verband tussen het menselijk gedrag en de terroristische activiteit ver te zoeken. Echter, de minister vindt wel dat voor de kinderen een andere oplossing dient te worden geboden omdat zij niet gekozen hebben om in deze omstandigheden ter wereld te komen.