Akkoord nieuwe Mediawet

Ongeveer drie weken geleden, op 15 maart 2016, heeft de Eerste Kamer na een lang proces ingestemd met de nieuwe Mediawet – oftewel de ‘Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst’. Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) heeft zijn voorstel flink moeten aanpassen, maar uiteindelijk werd de wet aangenomen met 39 stemmen voor en 30 stemmen tegen.

Door Céline Teeuwen

In de Mediawet worden eisen gesteld aan onder andere publieke en commerciële omroepen, om een gevarieerd gevarieerd aanbod van tv- en radio-zenders voor iedereen te creëren. Zo bepaalt artikel 2.1 van de Mediawet bijvoorbeeld dat ‘publieke mediadiensten voldoen aan democratische, sociale en culturele behoeften van de Nederlandse samenleving’, door programma’s aan te bieden die onder andere gevarieerd, kwalitatief hoogstaand, onafhankelijk van commerciële invloeden en voor iedereen toegankelijk zijn. Ook worden er eisen gesteld aan de frequentie en inhoud van reclame.

De noodzaak van een publieke omroep op zichzelf is misschien niet zo vanzelfsprekend in deze tijd; is een publieke omroep nog wel echt nodig, nu er een steeds groter media-aanbod beschikbaar is? De regering vindt van wel, júist door het grote aanbod. Het belang van de rol van de publieke omroep als betrouwbare nieuwsvoorziening en journalistieke bron neemt alleen maar toe in een tijd waarin men via allerlei bronnen informatie kan verkrijgen. Aan de andere kant, doordat er een steeds groter media-aanbod beschikbaar is, zijn nieuwe afspraken over bijvoorbeeld beleid en competitie wel noodzakelijk (aldus de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2014/15,  34 264, nr. 3).

Volgens de Rijksoverheid waarborgt de nieuwe Mediawet drie hoofdzaken. Ten eerste wordt de kerntaak van de publieke omroep beperkt tot informatie, cultuur en educatie. Amusement is alleen nog toegestaan als dit (in)direct bijdraagt aan deze kerntaken. Welke programma’s er dan precies wel en niet toegestaan zijn is niet helemaal duidelijk; valt bijvoorbeeld De Slechtste Chauffeur van Nederland onder puur amusement, of is amusement slechts een doel om het publiek te informeren of misschien zelfs kennis bij te brengen op verkeersgebied? Daarnaast krijgen ook andere programmamakers dan de grote omroepen toegang tot de NPO, wat de competitie zou moeten vergroten, en krijgt de NPO ‘een steviger regierol’ wat inhoudt dat de positie van de publieke omroep wordt versterkt. Het doel van de nieuwe Mediawet is in feite om het publieke bestel toekomstbestending te maken.

De regionale omroepen kunnen meteen aan de slag met de nieuwe Mediawet. Voordat de Mediawet echter gevolgen heeft voor de landelijke publieke omroep, zal er eerst nog een aanvullend wetsvoorstel aangenomen moeten worden (zoals ook geadviseerd door de Raad van State), wat er onder andere voor moet zorgen dat de politiek minder invloed heeft op benoemingen in de mediasector. Op deze gang van zaken is veel kritiek gekomen. Zo gaf het CDA aan dat de procedure ‘staatsrechtelijk niet deugt’ en zou het later invoeren van aanvullende wetgeving riskant zijn, omdat staatssecretaris Dekker geen garantie kan geven dat die wet er daadwerkelijk komt. Volgens Dekker was de procedure van wetsvoorstel – aanvullend wetsvoorstel echter nodig omdat er snel stappen gezet moeten worden met de regionale omroepen.