Werkstraffen voor daders vermeend homogeweld in Arnhem

Rb 9 april 2018, Werkstraffen vermeend homogeweld
(ECLI:NL:RBGEL:2018:1572)

Door Jay Irfan

Essentie

Op 2 april 2017 wordt een homostel ernstig mishandeld nadat het langs een groep van vier jongens is gelopen. Er wordt over en weer geschreeuwd en gescholden. Iemand uit het groepje van vier tieners zou met een betonschaar de tanden van een van de slachtoffers uit zijn mond hebben geslagen.

Deze zaak zorgde voor veel ophef in het land en de media deed er uitgebreid verslag van. Op 9 april 2018 werden de vier verdachten (tussen de vijftien en zeventien jaar oud) veroordeeld voor openlijke geweldpleging op grond van artikel 141 Sr. Er werden werkstraffen opgelegd van tachtig en 160 uur.

Rechtsregel

In deze zaak valt op dat de officier van justitie geen feiten ten laste heeft gelegd die verband houden met discriminatie. Openlijke geweldpleging is ten laste gelegd zonder bijvoorbeeld discriminatie of belediging. Voor de strafmaat is het echter belangrijk te achterhalen in welke context de strafbare feiten zijn begaan. Was homohaat het doelbewuste motief of gaat het om een ordinaire ruzie?

Beide slachtoffers geven aan dat ze in hun beleving in elkaar zijn geslagen vanwege hun seksuele geaardheid. Dit is volgens hen af te leiden uit het feit dat ze aan het begin van de ruzie zijn uitgescholden met woorden als ‘flikkers’ en ‘homo’s’.

Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat de verdachten hebben gescholden met termen die raken aan de geaardheid van de slachtoffers, is niet vast te stellen dat de ruzie is ontstaan omdat de slachtoffers homoseksueel zijn. Daarom oordeelt de rechtbank dat het onwaarschijnlijk is dat de groep tieners er doelbewust op uit was om ruzie te zoeken met homoseksuelen en deze in elkaar te slaan.

Inhoud arrest

Op 2 april 2017 lopen de slachtoffers op de Nelson Mandelabrug in Arnhem langs een groepje jongens. Iemand uit die groep maakt een opmerking en naar aanleiding daarvan wordt tussen de slachtoffers en de groep over en weer gescholden. Er vallen woorden als ‘homo’s’ en ‘flikkers’. Terwijl de slachtoffers besluiten om niet meer te reageren en hun weg vervolgen, fietst een van de verdachten achter ze aan. Terwijl hij naast de mannen fietst, staart hij hen de gehele tijd aan.

Vervolgens stapt deze verdachte van zijn fiets af en gaat heel dichtbij de slachtoffers staan. Na een woordenwisseling en wat gescheld en gedreig breekt er een vechtpartij uit tussen de twee slachtoffers en de vier verdachten. De twee slachtoffers worden geslagen en geschopt en ook nadat ze tegen de grond zijn gewerkt, gaat het schoppen door. Een van de verdachten gooit ook met een fiets die een van de slachtoffers raakt. Tevens slaat een van de verdachten bij een van de slachtoffers de tanden uit zijn mond.

Openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg wordt ten laste gelegd. Volgens de officier kan het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen. De raadsman van een van de verdachten betoogt dat er weliswaar sprake is van openlijke geweldpleging, maar dat zwaar lichamelijk letsel niet kan worden bewezen. Zodoende moet verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, aangezien het afbreken van vijf tanden niet als zodanig te kwalificeren valt. Voorts stelt de raadsman dat verdachte zou hebben gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces, maar de rechtbank stelt vast dat er ten tijde van het voorval geen sprake lijkt te zijn geweest van ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, hetgeen vereist is voor een geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces op grond van artikel 41 Sr.

De rechtbank veegt de argumenten van de raadsman van tafel en oordeelt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Drie verdachten krijgen een werkstraf van tachtig uur opgelegd en de verdachte die zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt krijgt 160 uur werkstraf opgelegd. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank niet alleen rekening gehouden met straffen in soortgelijke (jeugd)zaken, maar ook met het feit dat de verdachten geen strafblad hebben en er, volgens de Raad voor de Kinderbescherming, geen grote zorgen over hen waren. De rechtbank is niet van mening dat de media-aandacht van invloed moet zijn op de straf.

Tot slot legt de rechtbank een schadevergoedingsmaatregel op krachtens artikel 36f Sr. De slachtoffers krijgen een schadevergoeding toegekend van 4.276,61 en 577,23 euro.