Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 september 2024, Schending van beroepsgeheim: advocaat overtreedt artikel 272 Sr
(ECLI:NL:RBZWB:2024:6392)
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een advocaat die tijdens beperkingen een derde heeft laten meeluisteren met het verhoor van zijn cliënt, zijn beroepsgeheim heeft geschonden en daarmee artikel 272 Sr heeft overtreden.
Rechtsregel
Een advocaat is verplicht tot geheimhouding van politiegegevens. Ook moet een advocaat beperkingen direct in acht nemen zodra hij daarvan op de hoogte is.
Feiten
De zaak draait om een strafrechtadvocaat die zijn beroepsgeheim heeft geschonden door een cliënt, die in beperkingen zat, te laten meeluisteren met een politieverhoor. De officier van justitie acht bewezen dat de advocaat informatie uit een politieverhoor deelde met een derde partij. Deze persoon deelde de informatie uit het verhoor vervolgens in een Encrochatgesprek. De advocaat had de verantwoordelijkheid om vertrouwelijkheid te waarborgen, gezien de beperkingen die op de verdachte van toepassing waren. Deze beperkingen verboden contact met de buitenwereld om het onderzoek niet te belemmeren.
De advocaat van de verdachte bepleit vrijspraak op basis van het argument dat de door de officier van justitie opgelegde beperkingen niet kunnen worden gekwalificeerd als een schending van het geheimhoudingsplicht uit artikel 272 Sr. Dit artikel zou alleen betrekking hebben op de relatie tussen advocaat en cliënt. Verder zou de geheimhoudingsplicht kunnen worden doorbroken met toestemming van de cliënt. De verdediging voerde ook aan dat de beperkingen pas na het delen van de informatie van kracht werden.
Oordeel rechtbank
De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de verdediging. Ze oordeelt dat de beperkingen vanaf het moment van de melding golden en dat de advocaat wist of had moeten weten dat hij deze in acht moest nemen. De advocaat ontkende niet dat hij informatie deelde met een derde, die op dat moment onbevoegd was om deze informatie te ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de advocaat zijn cliënt heeft laten meeluisteren met het politieverhoor van een derde. Dit levert een schending op van de Wet politiegegevens en de advocatengeheimhoudingsplicht. De rechtbank is van mening dat de inhoud van het verdachtenverhoor als politiegegevens moet worden aangemerkt en dat het delen van deze informatie met een derde een opzettelijke schending van artikel 272 Sr is.
De rechtbank acht een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, zoals geëist, passend en noodzakelijk. De schending van het beroepsgeheim is een ernstige zaak, omdat dit het vertrouwen in de advocatuur en de rechtsgang aantast. De advocaat heeft zijn professionele positie misbruikt. Dit kan ook gevolgen kan hebben voor de reputatie van andere advocaten en het vertrouwen van de politie en het Openbaar Ministerie in advocaten.