ECLI:NL:HR:2022:1422 (Invulling van bestanddeel ‘ertoe bewegen getuige te zijn’ in art. 248d Sr)

Hoge Raad 11 oktober 2022, Invulling van bestanddeel ‘ertoe bewegen getuige te zijn’ in art. 248d Sr
(ECLI:NL:HR:2022:1422)

Essentie

Verdachte wordt ervan verdacht minderjarigen onder de zestien jaar met een ontuchtig oogmerk ertoe bewogen te hebben getuige te zijn van seksuele handelingen. Verdachte was namelijk zichzelf aan het aftrekken en heeft de jongens daarbij aangekeken en heeft bovendien zijn lichaam naar de jongens toegedraaid. De vraag die in deze zaak centraal staat is of verdachte met deze gedragingen voldaan heeft aan het bestanddeel ‘ertoe bewegen getuige te zijn’.

Rechtsregel

Het masturberen in bosjes terwijl de man zijn lichaam toedraait naar minderjarige jongens van dertien en veertien jaar) die langsfietsten en deze jongens blijft aankijken, kan aangemerkt worden als ‘ertoe bewegen getuigen te zijn’ in de zin van art. 248d Sr.

Inhoud arrest

Vier minderjarige jongens (dertien en veertien jaar) waren aan het mountainbiken toen zij in de bosjes een man in een strakzittende zwembroek zagen staan en deze man zichzelf begon af te trekken. De man stond met zijn rug naar de jongens toe. De man had echter oogcontact met de jongens en draaide zijn gehele lichaam naar hen toe. De jongens hadden daardoor niet alleen zicht op het masturberen, maar ook op het geslachtsdeel van de man. Het fietspad waarop de jongens aan het fietsen waren, maakte een bocht om de man heen. Terwijl de jongens de bocht maakten van dit fietspad bleef de man de jongens aankijken terwijl hij aan het masturberen was.

De man wordt art. 248d Sr ten laste gelegd. Dit artikel stelt strafbaar minderjarigen (jonger dan zestien jaar) met ontuchtig oogmerk ertoe te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. De vraag die in de zaak centraal stond is of bovengenoemde gedraging (dus het aankijken en toedraaien van zijn lichaam tijdens masturberen) voldoende is voor een bewezenverklaring van ‘ertoe bewegen getuige te zijn’.

Het hof oordeelt dat het aankijken van de minderjarige jongens en het meedraaien met de jongens actieve gedragingen zijn die gericht zijn op het brengen van de jongens tot het getuige zijn van seksuele handelingen. Volgens het hof is ‘ertoe bewegen getuige te zijn’ aldus bewezen.

De HR oordeelt dat het oordeel van het hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting op basis van de wetsgeschiedenis. Het doel van de bepaling is namelijk het kind beschermen tegen schadelijke invloeden op de persoonlijke en seksuele ontwikkeling.