Singapore-arrest; HR 06-04-1954, NJ 1954, 368

Singapore-arrest; HR 06-04-1954
(NJ 1954, 368)

Door Austin Ellinor

Essentie
Het arrest Singapore gaat over het medeplegen van oplichting. In casu komen er twee rechtsvragen aan bod, namelijk of er sprake is van medeplegen of medeplichtigheid van de verdachte en wat de plaats van het misdrijf (locus delicti) is met betrekking tot zijn handelingen.

Rechtsregel
Het maakt niet uit dat de verdachte geen contact heeft met de persoon die wordt opgelicht; dit verandert niets aan zijn kwalificatie als mededader indien deze verdachte wist dat zijn handelwijze bijdroeg aan de oplichting. Ook het feit dat de verdachte slechts in een bepaalde stad zijn handelingen heeft verricht, doet niet af aan de mogelijkheid dat er meerdere steden als plaats van het misdrijf kunnen worden aangemerkt.

Inhoud arrest
Een handelaar uit Singapore had een voorraad krokodillenhuiden en leguanenvellen die een handelaar uit Amsterdam kon verkopen. De Singaporese handelaar schakelde verdachte, een deskundige, in voor het controleren en inpakken van de goederen, bestemd voor verzending naar Amsterdam. Verdachte was een alom gerespecteerde deskundige en werd dus ook door de Amsterdamse handelaar vertrouwd. De Singaporese handelaar had het idee om zout en jute naar Amsterdam te sturen, in plaats van de krokodillenhuiden en leguanenvellen.

De verdachte in casu, de deskundige, deed mee met dit plannetje en stopte het zout en juten in zakken en stelde een valse paklijst op. Deze werden vervolgens naar Amsterdam verzonden. De Amsterdamse handelaar had hierdoor enorm veel geld betaald voor slechts zout en jute, waar hij helemaal geen interesse in had. De handelaar uit Singapore en de deskundige werden vervolgd voor oplichting.

Het hof veroordeelde de deskundige wegens medeplegen van oplichting. De Hoge Raad stelde met betrekking tot de eerste rechtsvraag dat de deskundige op de hoogte was van de oplichting en hier duidelijk aan meehielp door het inpakken van de goederen en het opstellen van de paklijst. Het maakt dan niet uit dat de deskundige buiten de transactie tussen de handelaren stond en geen contact had met de Amsterdamse handelaar. De Amsterdamse handelaar vertrouwde de deskundige en de deskundige wist dat zijn handelswijze zo bijdroeg aan de oplichting. Met betrekking tot de tweede rechtsvraag oordeelde de Hoge Raad dat de berichten en documenten van de mededaders in Amsterdam hun bestemming bereikten en dat daardoor niet alleen Singapore, maar ook Amsterdam als locus delicti kan worden aangemerkt. De Hoge Raad verwerpt derhalve het cassatieberoep.