ECLI:NL:PHR:2024:607 (tienminutenregel bekrachtigd)

Parket bij de Hoge Raad 7 juni 2024, De grens tussen vrije tijd en arbeidstijd nader uitgelegd
(ECLI:NL:PHR:2024:607)

Essentie

Eerder schreven wij een jurisprudentieartikel over  de zaak van 2 mei 2023, waarin in hoger beroep een geschil werd behandeld tussen het callcenter Teleperformance (hierna te noemen: werkgever) en een van zijn werknemers (hierna te noemen: werknemer). De zaak betrof de vraag of de tien minuten waarin werknemer vooraf op het werk moest zijn om in te loggen in alle systemen als arbeidstijd moest worden beschouwd, en zo ja, of werkgever over die tien minuten loon verschuldigd was.

Het hof beantwoordde deze vragen bevestigend. Tegen deze uitspraak stelde werkgever cassatie in. De Hoge Raad is op 13 september 2024 uiteindelijk meegegaan in het oordeel van het hof. Zij heeft haar oordeel gebaseerd op het oordeel van de advocaat-generaal (hierna te noemen: AG).

Rechtsregel

Wanneer uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat een werknemer geacht wordt om een bepaalde tijd vóór aanvang van zijn dienst aanwezig te zijn, dienen deze minuten ook uitbetaald te worden.

Inhoud arrest

Feiten

Werknemer was in dienst bij werkgever en op hem waren de zogeheten ‘Planningsregels’ van toepassing. Deze regels bevatten de zogenaamde ‘tienminutenregel’, die voorschrijft dat werknemer tien minuten voor aanvang van zijn dienst aanwezig moest zijn op de werkvloer om enkele voorbereidende handelingen te verrichten. Deze handelingen omvatten het inloggen op de computer, het opstarten van programma’s en het inschakelen van de telefoonlijn, zodat werknemer om 09:00 uur direct kon beginnen met zijn eerste telefoongesprek.

Deze voorbereidende handelingen namen ongeveer twee minuten in beslag, waarna de resterende acht minuten vrijelijk door werknemer op de werkvloer konden worden besteed. Werknemer stelde zich op het standpunt dat de tien minuten die hij voorafgaand aan elke dienst aanwezig moest zijn, ten onrechte niet als arbeidstijd werden aangemerkt en daarom ook niet werden uitbetaald. Werkgever daarentegen voerde aan dat de tien minuten niet kwalificeerden als arbeidstijd omdat werknemer gedurende deze periode geen directe instructies ontving en na het inloggen de resterende tijd vrij kon besteden.

Cassatie(klachten) en advies AG

Werkgever betwistte in cassatie het oordeel van het hof dat de tien minuten voorafgaand aan de dienst als arbeidstijd moesten worden aangemerkt en dat loon over deze tijd verschuldigd was. Werkgever voerde onder meer aan dat de Planningsregels niet meer dan een advies waren en geen verplichting inhielden. Daarnaast betoogde werkgever dat werknemer gedurende de tien minuten geen substantiële werkzaamheden verrichtte.

De AG wees deze klachten af. Volgens de AG had het hof terecht vastgesteld dat de Planningsregels een verplichtend karakter hadden vanwege de gebiedende formulering en de verwachting dat werknemer voorbereidende werkzaamheden verrichtte. Het hof oordeelde eveneens correct dat de verplichting tot loonbetaling voortvloeide uit de arbeidsovereenkomst, die stelt dat werkgever loon verschuldigd is over ‘daadwerkelijk gewerkte uren’. Het feit dat werknemer acht van de tien minuten naar eigen inzicht kon besteden, deed volgens de AG niet af aan het verplichte karakter van zijn aanwezigheid.

Werknemer heeft recht op terugbetaling voor elke keer dat hij tien minuten eerder op kantoor was in de periode van 2016 tot 2021. Voor andere medewerkers die in dezelfde situatie zitten geldt naar aanleiding van deze zaak echter niet dat zij nu ook automatisch recht hebben op achterstallig loon. Zij dienen zelf een loonvordering in te stellen, die na vijf jaar verjaart.