ECLI:NL:HR:2024:1834 (Verkorting looptijd schuldsanering bij eerdere aflossing in minnelijk traject)

Hoge Raad 20 december 2024, Verkorting looptijd schuldsanering bij eerdere aflossing in minnelijk traject (ECLI:NL:HR:2024:1834)

Essentie van de uitspraak

De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over artikel 349a lid 1 Faillissementswet (Fw). Sinds 1 juli 2023 bepaalt dit artikel dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling (Wet schuldsanering natuurlijke personen, hierna te noemen Wsnp) kan starten op het moment dat een eerste aflossing is gedaan binnen een minnelijk traject. Centraal staat de uitleg van het begrip ‘eerste aflossing’ en welke voorwaarden gelden voor toepassing van dit alternatieve aanvangsmoment.

De Hoge Raad verduidelijkt dat zowel aflossingen (ook onder beslag) als sparen kunnen kwalificeren als eerste aflossing. Voorwaarde is wel dat deze ten goede komen aan alle schuldeisers én dat de schuldenaar zich voldoende heeft ingespannen in het voortraject.

Rechtsregel

De looptijd van de Wsnp mag eerder ingaan dan de datum van toelating. Dit kan vanaf de eerste aflossing in een buitengerechtelijke schuldregeling. De schuldenaar moet dan aantonen dat hij zich in het voortraject voldoende heeft ingespannen. Denk aan het afdragen van inkomen boven het vrij te laten bedrag en het zoeken naar werk, net zoals binnen de Wsnp. Ook sparen en aflossen onder beslag tellen mee, zolang dit de gezamenlijke schuldeisers ten goede komt.

Inhoud van de uitspraak

Achtergrond van de zaak

De schuldenaren hadden sinds 2019 contact met de gemeente voor schuldhulpverlening. In de jaren daarna zijn meerdere pogingen gedaan om tot een regeling te komen. Dit leidde tot verschillende plannen van aanpak en overeenkomsten. In die periode zijn ook bedragen onder beslag afgedragen aan schuldeisers.

In 2023 vroegen de schuldenaren toelating aan tot de Wsnp. Ze vroegen ook om verkorting van de looptijd met achttien maanden. De rechtbank liet hen toe tot de Wsnp, maar stelde de ingangsdatum slechts één maand vóór het vonnis vast. De bedragen onder beslag telden volgens de rechtbank niet als aflossing in de zin van artikel 349a lid 1 Fw. Het hof legde daarop prejudiciële vragen voor aan de Hoge Raad.

Overwegingen van de Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat ook gespaarde bedragen en bedragen onder beslag kunnen gelden als eerste aflossing. Voorwaarde is dat ze uiteindelijk ten goede komen aan de gezamenlijke schuldeisers. Zelfs bij een ‘nulaanbod’ (geen aflossingscapaciteit) kan het traject meetellen.

Het is niet nodig dat een formeel akkoord met schuldeisers is bereikt. Het volledige minnelijk traject wordt beschouwd als een buitengerechtelijke schuldregeling. De aflossing of het sparen moet wel plaatsvinden tijdens dat traject.

Voorwaarden voor vervroegde ingangsdatum

De schuldenaar moet aantonen dat hij zich aantoonbaar heeft ingespannen. De gedragsnormen zijn vergelijkbaar met de Wsnp: afdragen van inkomen boven het vrij te laten bedrag en actief proberen inkomen te verwerven. Hij moet deze inspanningen onderbouwen, bij voorkeur met ondersteuning van een schuldhulpverlener.

Rol van de rechter bij beoordeling

De rechter beoordeelt of de schuldenaar zich voldoende heeft ingespannen. Is dat niet het geval, dan kan de rechter besluiten om de looptijd niet of slechts gedeeltelijk terug te laten lopen. De rechter mag zelfs een langere looptijd vaststellen dan anderhalf jaar, als daartoe aanleiding is.

Als de termijn al grotendeels is verstreken, moet de rechter voldoende tijd inplannen voor de eindfase. Meestal betekent dit een verlenging met zes maanden. In die periode hoeft de schuldenaar niet meer af te dragen, maar moet hij wel blijven meewerken en informatie geven aan de bewindvoerder.

Tot slot benadrukt de Hoge Raad dat rechters artikel 349a lid 1 Fw ambtshalve moeten toepassen. Zelfs als de schuldenaar hier niet expliciet om vraagt, moet de rechter het alternatieve aanvangsmoment in overweging nemen zodra aan de wettelijke voorwaarden is voldaan.

Juridische relevantie voor de rechtspraktijk

Toetsingskader voor rechters

Deze uitspraak biedt voor het eerst duidelijkheid over de uitleg van artikel 349a lid 1 Fw. De Hoge Raad biedt een toetsingskader waarmee rechters kunnen beoordelen of het minnelijke traject meetelt voor de looptijd van de Wsnp.

De uitspraak erkent dat schuldenaren ook vóór de formele toelating inspanningen leveren. Dat kan resulteren in een kortere looptijd van de regeling, wat efficiëntie bevordert voor alle betrokkenen.

Gevolgen voor de praktijk

Schuldenaren en schuldhulpverleners moeten zorgvuldig vastleggen wanneer aflossing of sparen begint. Ze moeten dit goed onderbouwen bij het verzoek om toelating tot de Wsnp. Aflossingen onder beslag kunnen meetellen, mits deze ten goede komen aan de gezamenlijke schuldeisers.

Rechters zijn verplicht het alternatieve aanvangsmoment te beoordelen zodra aan de voorwaarden is voldaan. Ook zonder uitdrukkelijk verzoek van de schuldenaar.

Verwachtingen voor de toekomst

De uitspraak zal naar verwachting leiden tot meer verzoeken om verkorting van de looptijd van de Wsnp. Rechters zullen het minnelijke traject kritischer gaan beoordelen. De doorstroming van schuldenaren wordt daarmee versneld, en de doelen van de wetgever — snellere schuldsanering en minder onnodige verlenging — worden beter gerealiseerd.