ECLI:NL:HR:2001:AB0901 (VNP / Havrij)

Hoge raad, 6 april 2001, “redelijke mogelijkheid om kennis te nemen”
ECLI:NL:HR:2001:AB0901

 Essentie

 Dit arrest gaat over de toepassing van algemene voorwaarden ex artikel 6:234 BW waarbij het uitgangspunt de ter hand stelling is.

 Rechtsregel

De Hoge Raad heeft in dit arrest benadrukt dat met de regeling in artikel 6:233 aanhef en onder b BW en het daarop aansluitende artikel 6:234 lid 1 BW een stelsel tot stand is gebracht dat aan de gebruiker slechts beperkte mogelijkheden geeft om een beroep op vernietiging op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW af te weren en dat in dat kader niet kan worden volstaan tot beoordelingsmaatstaf te nemen of een redelijke mogelijkheid tot kennisname van de voorwaarden is geboden. De strekking van de wettelijke regeling is er juist op gericht zo veel mogelijk te bewerkstelligen dat algemene voorwaarden voor of bij de contractsluiting aan de wederpartij ter kennis worden gebracht. Vanuit de gedachte dat een overeenkomst ongewijzigd van kracht blijft tot zij eindigt of gewijzigd wordt, dient de verzekeraar bij de wijziging van voorwaarden opnieuw aan zijn informatieplicht te voldoen.

Terhandstelling is pas niet vereist indien de gebruiker aantoont dat terhandstelling redelijkerwijs niet mogelijk is. De rechter mag niet volstaan met toetsing van de vraag of een redelijke mogelijkheid tot kennisneming is geboden.

Inhoud arrest 

Leverancier vermeldt in offerte voor de levering van slagboomunits dat op haar leveringen de FME-voorwaarden van toepassing zijn, waarvan zij op verzoek graag een exemplaar toezendt. Deze voorwaarden bevatten een beperkte garantie gedurende een termijn van zes maanden na levering, terwijl reclamering uiterlijk veertien dagen na het verstrijken van de garantietermijn in schriftelijke vorm moet plaatsvinden. Koper heeft vier slagboomunits gekocht. Ruim negen maanden na levering stelt koper leverancier schriftelijk van gebreken aan de units in kennis en vordert schadevergoeding. Leverancier beroept zich op algemene voorwaarden. Koper beroept zich op de nietigheid van de algemene voorwaarden omdat leverancier aan koper niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.

Met de regeling neergelegd in art. 6:233, aanhef en onder b, en het daarop aansluitende art. 6:234 lid 1 is een stelsel tot stand gebracht dat aan de gebruiker slechts beperkte mogelijkheden geeft om een door de wederpartij gedaan beroep op vernietiging op grond van het bepaalde in art. 6:233, aanhef en onder b, af te weren. Tot uitgangspunt nemend dat leverancier de voorwaarden niet aan koper ter hand had gesteld (vlg. art. 6:234 lid 1 onder a), kon het Hof er niet mee volstaan tot beoordelingsmaatstaf te nemen of een redelijke mogelijkheid tot kennisname van de voorwaarden is geboden. Het had tevens moeten vaststellen of de aangevoerde omstandigheden al dan niet tot de gevolgtrekking leidden dat ter hand stellen van de voorwaarden in het onderhavige geval redelijkerwijs niet mogelijk was (art. 6:234 lid 1 onder b). Aan het voren overwogene doet niet af dat koper zelf aan de voet van door haar gebruikt briefpapier vermeldt dat (gedeponeerde) voorwaarden van toepassing zijn, die op aanvraag gratis worden toegestuurd. Door het Hof is niet vastgesteld dat koper meermalen overeenkomsten sluit waarop (nagenoeg) dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn als de door leverancier gebruikte voorwaarden, terwijl ook de door koper gebruikte tekst niet tot die gevolgtrekking noopt. Voor een ruime uitleg van artikel 6:235 lid 3 BW (‘uitsluiting’ wederpartij die (nagenoeg) dezelfde algemene voorwaarden gebruikt) is geen plaats, omdat daarmee tekort zou worden gedaan aan de strekking van de wettelijke regeling, die juist erop is gericht zo veel mogelijk te bewerkstelligen dat algemene voorwaarden vóór of bij de contractsluiting aan de wederpartij ter kennis worden gebracht.