ECLI:NL:GHDHA:2019:1901 (Wel of niet voldaan aan confrontatievereiste uit Taxibus-arrest?)

Gerechtshof Den Haag 23 juli 2019. Als ouders niet rechtstreeks zijn geconfronteerd met het overlijden van hun dochter, kunnen zij dan aanspraak maken op shock- en affectieschade?
(ECLI:NL:GHDHA:2019:1901)

Door Jay Irfan

Essentie

De ouders en broer van een slachtoffer (appellanten) van een dodelijk verkeersongeval eisen bij de verzekeraar (geïntimeerde) van de wederpartij een vergoeding voor de door hen geleden shock- en affectieschade. Verzekeraar ABN Amro gaat hier niet in mee omdat niet zou zijn voldaan aan het confrontatievereiste zoals door de Hoge Raad geformuleerd in het Taxibus-arrest. Appellanten hebben het ongeval niet zelf waargenomen, maar hebben wel het lijk moeten identificeren in het mortuarium. Appellanten willen een verklaring voor recht dat wel degelijk is voldaan aan het confrontatievereiste, zodat zij shock- en affectieschade kunnen claimen.

Rechtsregel

In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van het confrontatievereiste en zijn de ouders veroordeeld in de (proces)kosten. Om aanspraak te maken om shockschadevergoeding moet sprake zijn van een naaste die met het een slachtoffer een nauwe band onderhield. Voor appellanten is dit het geval. Het feit dat appellanten niet samenwoonden met het slachtoffer doet hier niet aan af. Volgens de door de Hoge Raad geformuleerde criteria moet sprake zijn van een zodanige emotionele schok door het waarnemen van het ongeval en/of een directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, dat daardoor psychisch letsel is ontstaan.

In het Taxibus-arrest is overwogen dat het geen vereiste is dat degene die aanspraak maakt op een vergoeding van de shockschade, bij het ongeval of gebeurtenis, toen deze plaatsvond, direct betrokken moet zijn geweest of aanwezig moet zijn geweest bij het ongeval waar het slachtoffer is overleden. Een rechtstreeks verband tussen het gevaarzettende handelen aan de ene kant en het geestelijk letsel van een derde als gevolg van een confrontatie aan de andere kant.  Het Gerechtshof meent dat appellanten een hevige emotionele schok hebben ervaren na het zien van het slachtoffer in het mortuarium, na het zien van de camerabeelden van het ongeval en na het lezen van diverse getuigenverklaringen. Het Gerechtshof wijst de verklaring voor recht toe aan appellanten.

Inhoud arrest

Slachtoffer fietste langs een vuilniswagen en bevond zich in de dode hoek van de chauffeur. Hij zag slachtoffer niet en reed over haar heen bij het nemen van een bocht. Slachtoffer viel en kwam onder de vrachtwagen terecht en is ter plekke overleden. Appellanten woonden in het buitenland en zijn afgereisd naar Nederland om het slachtoffer te identificeren.

ABN Amro heeft aansprakelijkheid erkend en de materiële schade vergoed, maar weigert shock- en affectieschade te betalen omdat niet zou zijn voldaan aan het confrontatievereiste. Het Gerechtshof oordeelt dat het conform het Taxibus-arrest niet is vereist dat degene die shockschade claimt ook daadwerkelijk het ongeval moet hebben gezien dan wel hebben meegemaakt. Nabestaanden die na het ongeval thuis of in het ziekenhuis worden geconfronteerd, kunnen onder omstandigheden ook shock- en affectieschade claimen. Er moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. De ouders van het slachtoffer zijn gebeld in het buitenland, moesten naar Nederland vliegen om hun overleden dochter te identificeren, hebben het gebroken lichaam van hun dochter moeten zien en werden ook nog eens geconfronteerd met videobeelden van het ongeval alsmede de gedetailleerde verklaringen van enkele getuigen.

Gelet op het voorgaande vernietigt het Gerechtshof het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat ten aanzien van appellanten is voldaan aan het confrontatievereiste, zodat appellanten recht hebben op shock- en affectieschade. ABN Amro wordt veroordeeld in de proceskosten.