Oordeelnummer 2020-62 (Discriminatie door reclamebureau op grond van ziekte)

College voor de Rechten van de Mens 27 juni 2020. Reclamebureau discrimineert een vrouw op grond van haar handicap of chronische ziekte door haar af te wijzen voor een stageplek, zonder goed onderzoek te doen naar mogelijke doeltreffende aanpassingen.
(Oordeelnummer 2020-62)

Door Jay Irfan

Essentie

Deze zaak diende bij het College voor de Rechten van de Mens. Een reclamebureau (verweerder) discrimineert een vrouw (verzoekster) op grond van haar handicap en chronische ziekte door haar af te wijzen voor een stageplek, zonder goed onderzoek te doen naar mogelijke doeltreffende aanpassingen.

Rechtsregel

De vraag is of er een verboden onderscheid is gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte. De eigenaar van het reclamebureau was de mening toegedaan dat het werk voor de sollicitante te zwaar zou zijn en dat er vanwege de strakke planning geen ruime is voor rustpauzes. Dit is iets dat de sollicitante wel nodig heeft. Als de sollicitante vanwege haar chronische ziekte niet kan werken, mag het reclamebureau haar afwijzen, maar het moet dan wel eerst onderzoeken of de ongeschiktheid kan worden weggenomen door een doelgerichte aanpassing te treffen voor de sollicitante.

De eigenaar van het reclamebureau heeft dit nagelaten en is niet in gesprek geweest met de sollicitante over eventuele vervangende werkzaamheden of andere doeltreffende oplossingen en heeft daarom verboden onderscheid gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte.

Inhoud uitspraak

Een vrouw solliciteert naar een stageplaats bij een reclamebureau voor vier dagen per week. Zij lijdt aan het Ehlers-Danlos-syndroom, een bindweefselafwijking, en vraagt aan de baas van het reclamebureau of zij een beroep kan doen op extra rustmomenten en afwisselende werkzaamheden. De werkgever gaat hier niet in mee.

Krachtens art. 4, aanhef en onderdeel b van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) mag een werkgever geen onderscheid maken op grond van een handicap of chronische ziekte bij het aangaan van een arbeidsverhouding. Ook een stage valt hieronder. Verweerder stelt dat hij verzoekster heeft afgewezen omdat hij een vermoeden had dat de verzoekster haar zware taken en werkzaamheden niet zou kunnen uitvoeren wegens haar beperkingen en vanwege de strakke planning.

Dit levert in beginsel geen verboden onderscheid op. De werkgever moet namelijk onderzoeken of de ongeschiktheid kan worden weggenomen door doeltreffende aanpassingen voor de werknemer. “Een aanpassing is doeltreffend als deze geschikt en noodzakelijk is om de beperkingen als gevolg van een handicap of chronische ziekte weg te nemen. Een werkgever is verplicht doeltreffende aanpassingen te treffen, tenzij er sprake is van een onevenredige belasting.” Verweerder heeft veel te weinig onderzoek gedaan naar eventuele aanpassing van de werkzaamheden. Verweerder heeft eenzijdig invulling gegeven aan de wensen van verzoekster en is niet in gesprek getreden om het een en ander te concretiseren, bijvoorbeeld omtrent de duur van de pauzes.

Het College vindt dat verweerder te weinig onderzoek heeft gedaan naar de beperkingen van verzoekster met betrekking tot de te verrichten werkzaamheden en naar de precieze aanpassingen die zouden moeten worden gerealiseerd. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aanpassingen voor hem onredelijk bezwarend zouden zijn en het College oordeelt dan ook dat er sprake is geweest van een verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte.