NJ 1987/502, HvJEG 18-03-1986 (Spijkers)

Spijkers, 18 maart 1986, zaak 24/85
(NJ 1987, 502)

Door Marsha Simon

Essentie
In dit arrest komt de overgang van een onderneming en het behoud van rechten door een werknemer aan de orde. Artikel 1, lid 1 van EG Richtlijn 77/187 van 14 februari 1977 moet aldus worden uitgelegd, dat het begrip ‘overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan op een andere ondernemer’ ziet op het geval waarin de identiteit van het betrokken bedrijf bewaard blijft.

Bij de vraag of in een geval waarop het hoofdgeding betrekking heeft, er al dan niet sprake is van een overgang in bedoelde zin, moet gelet worden op alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken. Ook moet worden nagegaan of het gaat om de vervreemding van een lopend bedrijf, wat met name kan blijken uit het feit dat de exploitatie ervan in feite door de nieuwe ondernemer wordt voortgezet of hervat met dezelfde of soortgelijke bedrijfsactiviteiten.

Rechtsregel
Voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een overgang in de zin van Richtlijn 77/187, is dus het beslissende criterium of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft. Er kan derhalve niet gesproken worden van een overgang van een onderneming, een vestiging of een onderdeel daarvan, wanneer enkel de activa ervan zijn vervreemd.

Thans moet er gelet op alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, moet er worden nagegaan of het gaat om de vervreemding van een lopend bedrijf, wat met name kan blijken uit het feit dat de exploitatie ervan in feite door de nieuwe ondernemer wordt voortgezet, of hervat wordt met dezelfde of soortgelijke bedrijfsactiviteiten.

Om vast te stellen of aan deze voorwaarden is voldaan, moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals de aard van de betrokken onderneming of vestiging, het al dan niet overdragen van de materiële activa zoals gebouwen en roerende goederen, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht, het al dan niet overnemen van vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer, het al dan niet overdragen van de klantenkring, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten.

Al deze factoren zijn evenwel slechts deelaspecten van het te verrichten globale onderzoek en mogen daarom niet enkel afzonderlijk worden beoordeeld.

Inhoud arrest
Spijkers was als assistent-bedrijfsleider in dienst van Gebroeders Colaris Abattoir B.V. te Ubach over Worms (Nederland). Colaris had als ondernemingsactiviteit het exploiteren van een slachthuis. Volgens het verwijzingsarrest werden op 27 december 1982, toen de bedrijfsactiviteiten van Colaris volledig stil waren gelegd en met name enige goodwill niet meer aanwezig was, het slachthuiscomplex met de verschillende ruimten en kantoren, ondergrond en terrein en een aantal roerende goederen gekocht door Benedik C.V.

Deze exploiteert sindsdien, doch feitelijk sinds 7 februari 1983, het slachthuis voor gemeenschappelijke rekening van Benedik C.V. en Benedik B.V. Alle werknemers van Colaris, met uitzondering van Spijkers en een andere, werden door Benedik overgenomen. De verwijzende rechter gaat er voorts van uit, dat de ondernemersactiviteit die Benedik in bedoeld gebouwencomplex verricht, soortgelijk is aan die welke Colaris er voordien verrichtte, dat de overdracht van de bedrijfsmiddelen Benedik de mogelijkheid tot voortzetting van Colaris’ activiteiten heeft gegeven, doch dat de klantenkring van Colaris niet door Benedik is overgenomen.

Colaris is bij vonnis van de rechtbank te Maastricht van 3 maart 1983 failliet verklaard. Spijkers heeft Benedik C.V. en Benedik B.V. bij exploot van 9 maart 1983 gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht en gevorderd hen te veroordelen om hem loon te betalen vanaf 27 december 1982, althans vanaf zodanige datum als de president van de rechtbank juist zou achten, en hem werk te verschaffen binnen twee dagen na het te wijzen vonnis.

Spijkers voerde tot staving van zijn vordering aan, dat sprake was van overgang van een onderneming in de zin van de ter uitvoering van Richtlijn 77/187 vastgestelde Nederlandse wetgeving, waardoor de uit de door hem met Colaris gesloten arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van rechtswege op Benedik waren overgegaan. Nadat de vordering in kort geding door de president van de rechtbank te Maastricht was afgewezen en dit vonnis in hoger beroep door het Hof te ’s-Hertogenbosch was bekrachtigd, heeft Spijkers tegen het arrest van het Hof cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.