NJ 1968, 274 (Mulder cs/Teixeira de Mattos)

Mulder cs/Teixeira de Mattos, HR 12 januari 1968
(NJ 1968, 274)

Door Marsha Simon

Essentie
Dit arrest gaat over de stelplicht en bewijslast bij revindicatie van een roerend goed, namelijk certificaten. Eisers brengen een aantal certificaten onder bij een bank. Aan de bank wordt surseance van betaling verleend. Vervolgens willen de eisers hun certificaten terug. De certificaten zijn bij de bank ondergebracht zonder nummers en zijn daardoor niet meer te onderscheiden van de andere certificaten. In dit arrest is door de Hoge Raad erkend dat eigendomsverkrijging buiten de door de wet erkende wijze van eigendomsverkrijging mogelijk is; in dit geval vond eigendomsverkrijging plaats doordat de eigendom van de goederen onder de feitelijke omstandigheden niet meer identificeerbaar was.

Rechtsregel
De hoofdregel uit dit arrest is, indien wanneer iemand zijn eigendomsrecht op een zaak uit een hoeveelheid soortgelijke zaken erkend wil zien, hij precies en nauwkeurig moet kunnen aantonen welke zaak aan hem toebehoort. De zaak moet te onderscheiden zijn van andere zaken en voldoende identificeerbaar zijn.

Inhoud arrest
De eisers, Mulder en Peijnenburg, hebben beiden enkele certificaten ondergebracht bij Gebr. Teixeira de Mattos, een joods bankiershuis aan de Herengracht te Amsterdam. Mulder heeft op of omstreeks 23 juli 1964 aan Teixeira in open bewaring gegeven een hem in eigendom toebehorend certificaat Nillmij met een nominale waarde van ƒ 1.000, en Peijnenburg heeft op of omstreeks 30 september 1964 drie hem in eigendom toebehorende certificaten Nillmij, elk met een nominale waarde van ƒ 1.000 aan Teixeira in open bewaring gegeven. Tussen partijen zijn de algemene voorwaarden van Teixeira toepasselijk en deze houden in, dat de bank zich verplicht ervoor te zorgen, dat te allen tijde de nummers van de certificaten, welke van de cliënten onder de bank zelf berusten, voor iedere cliënt afzonderlijk vaststaan. Tussen 23 juli 1964 en 31 mei 1966 heeft Teixeira ook van andere cliënten certificaten Nillmij ter nominale waarde van ƒ 1 000 per stuk onder zich gekregen.

Op 31 mei 1966 is door de rechtbank Amsterdam bij beschikking aan Teixeira voorlopige surseance van betaling verleend, de surseance van betaling is vervolgens op 4 november 1966 definitief verleend voor de tijd van anderhalf jaar. Mulder en Peijnenburg willen nu graag hun certificaten terug.

Volgens de tot 1 januari 1966 op de partijen Teixeira en haar cliënten toepasselijke algemene voorwaarden was Teixeira, behoudens hier niet ter zake zijnde uitzonderingen, niet verplicht er voor te zorgen, dat te allen tijde de nummers van de certificaten, welke zij voor cliënten onder zich had, voor iedere cliënt afzonderlijk vaststonden, en het tegendeel was door Mulder en/of Peijnenburg niet bedongen. Sinds 1 januari 1966 was Teixeira ingevolge een wijziging van de algemene voorwaarden wel daartoe verplicht, maar op 31 mei 1966 had Teixeira aan die verplichting slechts voldaan voor wat betreft de onder haar berustende obligaties. De nummers van de vorenbedoelde certificaten Nillmij van Mulder en Peijnenburg zijn onbekend en niet meer te achterhalen. Aldus had Teixeira een steeds wisselende certificatenvoorraad ter waarde van vele miljoenen guldens onder zich. Dit was ook op 31 mei 1966 het geval.

Nu voorts vaststaat dat Teixeira er ten tijde dat aan haar surseance van betaling werd verleend met betrekking tot certificaten nog niet toe was overgegaan om bepaalde nummers in haar administratie te stellen op naam van bepaalde cliënten, doet zich niet het geval voor dat Teixeira van de vier aanwezige certificaten Nillmij een bepaald certificaat voor Mulder en de overige drie voor Peijnenburg is gaan houden. Nu bedoelde certificaten die niet als eigendom van anderen dan Teixeira zijn te identificeren, deel zijn gaan uitmaken van haar algemene voorraad, moet aangenomen worden dat zij eigendom van Teixeira zijn geworden.

De eis van Mulder en Peijnenburg wordt afgewezen. Voor hen rest slechts een verbintenisrechtelijke aanspraak op de boedel van Teixeira.

De beslissing van het Hof is juist, daar deze certificaten, die deel uitmaken van de algemene certificatenvoorraad van Teixeira, welke ook met betrekking tot de onderhavige soort certificaten voortdurend aan wisseling onderhevig is geweest, en ten aanzien van welke certificaten niet is kunnen worden vastgesteld dat zij dezelfde zijn als de door Mulder en Peijnenburg in bewaring gegeven certificaten en evenmin dat Teixeira deze is gaan houden voor Mulder en Peijnenburg hetzij afzonderlijk hetzij tezamen, moeten gelden als eigendom van Teixeira.