Dieteren/Express Transport, 2 december 2005
(C04/353HR)
Door Marsha Simon
Essentie
In dit arrest komt de aansprakelijkheid van de werkgever versus de aansprakelijkheid van de werknemer op grond van artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek aan bod. De werknemer krijgt tijdens werktijd een ongeval met de bestelbus van zijn werkgever. Wie is hier aansprakelijk? Hierbij komen tevens de stelplicht en de bewijslastverdeling aan de orde.
Rechtsregel
In aanmerking genomen dat uit het door verweerder gestelde (en bewezen) agressieve rijgedrag van eiser naar objectieve maatstaven kon worden afgeleid dat eiser zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval daadwerkelijk bewust moest zijn van het roekeloze karakter van zijn gedrag, heeft verweerder wat betreft het element ‘bewust’ aan haar stelplicht voldaan.
Het is vervolgens aan eiser om feiten en omstandigheden te stellen die, indien nodig, zouden kunnen ontzenuwen dat van een zodanig bewustzijn sprake is geweest. Dat het geheugenverlies van eiser verhindert zodanige feiten en omstandigheden te stellen, is niet een omstandigheid die voor risico van verweerder behoort te komen.
Inhoud arrest
Werknemer Dieteren is als chauffeur/koerier op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst bij werkgever Express Transport. Dieteren is 29 jaar oud als hij op 4 september 1998 ’s middags tijdens zijn werkzaamheden met de door hem, in het kader van zijn dienstbetrekking, bestuurde (en aan Express Transport in eigendom toebehorende) bestelbus met grote snelheid tegen een pilaar van een Esso-tankstation rijdt. Dit tankstation is gelegen aan de autoweg A2 onder de gemeente Weert.
Ten gevolge van dit ongeval is Dieteren ernstig gewond geraakt, en raakt hij gedurende langere tijd arbeidsongeschikt. Bekend is dat Dieteren ten tijde van het ongeval leed aan diabetes mellitus. Op 27 juli 1999 heeft Dieteren Express Transport gedagvaard voor het kantongerecht te Maastricht. Hij vordert vergoeding van de door hem als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Voorts heeft Dieteren gesteld dat hij vermoedelijk onwel is geworden, waardoor hij de controle over het stuur kwijt is geraakt. Van opzet of bewuste roekeloosheid is zijnerzijds geen sprake.
Volgens Dieteren is hij door zijn werkgever blootgesteld aan de risico’s van deelname aan het wegverkeer. Express Transport stelt dat uit de eigen verklaring van Dieteren, dat hij twee maal per dag zijn bloedsuiker controleerde en voorts regelmatig insuline spoot, volgt dat, nu niet gesteld of gebleken is dat hij zich eerder die dag onwel heeft gevoeld, een eventueel onwel worden in ieder geval niet kan zijn veroorzaakt door (het roekeloos omgaan met) de suikerziekte.
Volgens Express Transport heeft Dieteren bewust roekeloos aan het verkeer deelgenomen door met een snelheid van meer dan 160 km per uur andere verkeersdeelnemers te passeren. Dieteren erkent dat hij suikerziekte heeft, maar ook dat hij zich van de dag van het ongeval niets meer kan herinneren. Voorts blijkt uit de verklaring van diens echtgenote dat Dieteren gedurende veertien dagen na het ongeval niet aanspreekbaar was.
Het zich niets meer kunnen herinneren van een ongeval waarbij hij zodanig ernstig gewond is geraakt dat de dag van het ongeval uit zijn herinnering is verdwenen, vormt op zichzelf genomen geen aanwijzing dat hij ten tijde van het ongeval onwel is geworden. Dieteren heeft hierbij dus slechts een theoretische mogelijkheid geopperd waardoor het ongeval kan zijn ontstaan. Daar staat tegenover dat zijn rijgedrag voorafgaand aan het ongeval, af te leiden uit diverse getuigenverklaringen, als agressief gekenmerkt kan worden (bumperkleven en op de vluchtstrook vlak achter en soms ook naast een auto rijden), maar overigens geenszins duidt op verminderd bewustzijn.
In aanmerking genomen dat uit het door Express Transport gestelde (en bewezen) agressieve rijgedrag van Dieteren naar objectieve maatstaven kon worden afgeleid dat Dieteren zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval daadwerkelijk bewust moest zijn van het roekeloze karakter van zijn gedrag, heeft Express Transport wat betreft het element ‘bewust’ aan haar stelplicht voldaan. Het is vervolgens aan Dieteren om feiten en omstandigheden te stellen die, indien nodig, zouden kunnen ontzenuwen dat van een zodanig bewustzijn sprake is geweest.
Dat het geheugenverlies van Dieteren verhindert zodanige feiten en omstandigheden te stellen, is niet een omstandigheid die voor risico van Express Transport behoort te komen. Op grond van het aannemen van bewuste roekeloosheid conform artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek verwerpt de Hoge Raad het beroep. De Hoge Raad veroordeelt Dieteren in de kosten van het geding in cassatie.