Kennisgroep OB, 28 maart 2023, Kennisgroepstandpunt levering 3d-geprinte zwangerschapsbeeldjes (KG:209:2023:3)
Essentie
De Kennisgroep omzetbelasting heeft een vraag beantwoord over het btw-tarief van 3d-geprinte zwangerschapsbeeldjes. X maakt met behulp van een 3d-printer beeldjes van personen. Een klant van X heeft de keuze uit een beperkt aantal afmetingen en materialen. Het vervaardigingsproces is als volgt:
- X maakt met een 3d-scanner een scan van het lichaam door rondom het lichaam te lopen met de scanner;
- Na softwarematige bewerking wordt het beeldje vervaardigd met een 3d-printer;
- Tot slot wordt het beeld door X geschuurd en gepolijst.
Ieder beeldje dat wordt vervaardigd, is uniek. Op bestelling kan er een tweede exemplaar worden gemaakt (eventueel van een ander materiaal). De beeldjes krijgen een nummer en een stempel. De vraag is of de beeldjes die X vervaardigt en levert kunstvoorwerpen zijn in de zin van tabel I, post a-29 behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: post a-29 en Wet OB)?
Standpunt
De beeldjes die X vervaardigt en levert vormen geen kunstvoorwerpen in de zin van post a-29 behorende bij de Wet OB.
Inhoud standpunt
Op grond van post a-29 is het verlaagde tarief van toepassing voor:
‘‘b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:
1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel;’’
Volgens de Wet OB en de Uitvoeringsbeschikking worden originele standbeelden en beeldhouwwerken, ongeacht het materiaal, beschouwd als kunstvoorwerpen, op voorwaarde dat ze volledig door de kunstenaar zijn gemaakt. Afgietsels in beperkte oplage worden ook als zodanig erkend. De Gecombineerde Nomenclatuur en Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1998 worden gebruikt als referenties voor deze classificatie. Belangrijk is dat beeldhouwwerken met een commercieel karakter uitgesloten zijn.
De tekst legt uit dat het verlaagde belastingtarief van toepassing is als beeldjes voldoen aan criteria zoals origineel zijn, volledig gemaakt door de kunstenaar, en geen commercieel karakter hebben. De interpretatie van ‘geheel van de hand van de kunstenaar’ wordt besproken, waarbij het HvJ EU aangeeft dat persoonlijke betrokkenheid van de maker vereist is bij het ontwerp en productieproces. In dit geval wordt betoogd dat de beeldjes, ondanks de technische handelingen van X, niet volledig als kunstvoorwerpen kunnen worden beschouwd omdat zijn persoonlijke betrokkenheid beperkt is.
Concluderend wordt gesteld dat de beeldjes niet als kunstvoorwerpen kunnen worden aangemerkt volgens de Wet OB, omdat ze niet volledig door X zijn gemaakt en dus niet in aanmerking komen voor het verlaagde belastingtarief.