Hof van Justitie EU, ECLI:EU:C:2006:196 & ECLI:EU:C:2014:2225, ECLI:EU:C:2021:196, Grensoverschrijdende btw-groep en transacties tussen hoofdhuis en vaste inrichting – overzicht HvJ EU jurisprudentie
Essentie
In dit artikel zijn de relevante Hof van Justitie EU arresten samengevat voor het vormen van een grensoverschrijdende btw-groep en het belasten van transacties tussen een hoofdhuis en een vaste inrichting. Het gaat om de arresten:
- HvJ EU 23 maart 2006, C-210/04 (FCE Bank);
- HvJ EU 17 september 2014, C-7/13 (Skandia America Corp. (USA)); en
- HvJ EU 11 maart 2021, C-812/19 (Danske Bank).
Rechtsregel
- HvJ EU 23 maart 2006, C-210/04 (FCE Bank): een dienst is slechts belastbaar wanneer tussen de dienstverrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsverhouding bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld. Om te beoordelen of een dergelijke rechtsverhouding bestaat, moet worden onderzocht of het filiaal een zelfstandige economische activiteit uitoefent. Hiervoor moet worden onderzocht of het filiaal autonoom is, met name doordat zij het economische bedrijfsrisico draagt van de activiteiten. Als het filiaal geen zelfstandige economische activiteit uitoefent, dan zijn het hoofdhuis en filiaal één belastingplichtige en zijn onderlinge transacties niet onderworpen aan de heffing van btw.
- HvJ EU 17 september 2014, C-7/13 (Skandia America Corp. (USA)): als een filiaal onderdeel is van een btw-groep in een lidstaat, dan is dit filiaal samen met de andere leden van de btw-groep één belastingplichtige. Diensten die worden verricht door het hoofdhuis in een derde land aan haar filiaal moeten dan worden beschouwd als verricht voor de btw-groep waartoe dat filiaal behoort, zelfs als dat filiaal niet zelfstandig een economische activiteit uitoefent. Deze diensten zijn derhalve onderworpen aan btw.
- HvJ EU 11 maart 2021, C-812/19 (Danske Bank): het principe in HvJ EU Skandia America Corp. (USA) geldt ook in de omgekeerde situatie en in EU-verhoudingen. Wanneer het hoofdhuis en haar in verschillende lidstaten gelegen zijn en een van beide deel uitmaakt van een btw-groep, dan moet bij de beoordeling van hun onderlinge rechtsverhouding rekening worden gehouden met het feit dat deze btw-groep wordt gelijkgesteld met één enkele belastingplichtige.
Inhoud arresten
1. HvJ EU 23 maart 2006, C-210/04 (FCE Bank)
Feiten: FCE IT is een in Italië gevestigde filiaal van de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap FCE Bank. FCE IT heeft diensten ontvangen van FCE Bank. FCE IT heeft in Italië om terugbetaling gevraag van de btw over deze diensten.
Prejudiciële vraag: kan een in andere lidstaat gevestigde vaste inrichting waaraan het hoofdhuis diensten levert als een belastingplichtige worden beschouwd op grond van de kosten die aan de vaste inrichting in rekening worden gebracht?
Overwegingen HvJ EU: de leveringen van diensten onder bezwarende titel, welke in het binnenland worden verricht door een als zodanig handelende belastingplichtige, zijn belast met btw. Als belastingplichtigen worden beschouwd personen die „zelfstandig” een economische activiteit verrichten. Uit eerdere rechtspraak van het HvJ EU blijkt dat een dienst slechts belastbaar is wanneer tussen de dienstverrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsverhouding bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld. Om vast te stellen of tussen een hoofdhuis en een vaste inrichting een dergelijke rechtsverhouding bestaat moet worden onderzocht of FCE IT een zelfstandige economische activiteit uitoefent. Hiervoor moet worden onderzocht of het filiaal (FCE Bank) autonoom is, met name doordat zij het economische bedrijfsrisico draagt van de activiteiten.
Uitkomt arrest: FCE IT draagt niet het economisch risico dat is verbonden met de kredietverlening, zoals de niet-terugbetaling van een lening door een klant. Het is FCE Bank, als rechtspersoon, die dit risico draagt. Derhalve vormt FCE IT met FCE Bank samen één enkele belastingplichtige en zijn onderlinge transacties niet onderworpen aan de heffing van btw.
2. HvJ EU 17 september 2014, C-7/13 (Skandia America Corp. (USA))
Inleiding: na het arrest HvJ EU FCE Bank is duidelijk wanneer transacties tussen een hoofdhuis en vaste inrichting (filiaal) in een andere lidstaat belast zijn met btw. De vraag is echter in hoeverre het relevant is of een filiaal onderdeel is van een btw-groep in die andere lidstaat.
Feiten: SAC is een Amerikaanse vennootschap die wereldwijd verantwoordelijk is voor de inkoop van IT-diensten van de Skandia-groep. Haar activiteiten in Zweden voerde zij uit via haar filiaal Skandia Sverige. Skandia Sverige is in Zweden onderdeel van een fiscale eenheid voor de btw. SAC leverde aan Skandia Sverige de extern ingekochte IT-diensten. Skandia Sverige had tot taak de extern aangekochte IT-diensten af te werken tot het eindproduct.
Prejudiciële vraag: vormen de diensten die een in een derde land gevestigd hoofdhuis verricht voor zijn filiaal in een lidstaat belastbare handelingen voor de btw indien dat filiaal lid is van een btw-groep?
Overwegingen HvJ EU: het HvJ EU verwijst naar zijn overwegingen in het arrest HvJ EU FCE Bank wanneer sprake is van belaste transactie tussen een hoofdhuis en haar filiaal in een andere lidstaat. Skandia Sverige verricht niet zelfstandig economische activiteiten op basis van die toets. Het HvJ EU overweegt echter dat als een filiaal onderdeel is van een -btw-groep, dat dit filiaal dan samen met de andere leden één belastingplichtige vormt. Diensten die worden verricht door een derde voor een lid van een btw-groep moeten dan niet moeten worden beschouwd als verricht voor het lid, maar als verricht voor de btw-groep waartoe dat lid behoort.
Uitkomst arrest: Skandia Sverige is onderdeel van btw-groep in Zweden en daarom moeten die diensten van het hoofdhuis in de Verenigde Staten (SAC) worden beschouwd te zijn verricht als diensten voor deze btw-groep. Dit betekent dat deze transacties wel belast zijn en dat de btw verlegd moet worden naar de Zweedse btw-groep.
3. HvJ EU 11 maart 2021, C-812/19 (Danske Bank)
Inleiding: na het arrest HvJ EU Skandia America Corp. (USA) is duidelijk dat het relevant is of een filiaal van een hoofdhuis onderdeel is van een btw-groep om te beoordelen of onderlinge transacties belast zijn. Onduidelijk bleef echter of dit ook in de omgekeerde situatie geldt (hoofdhuis onderdeel van een btw-groep) en of het uitmaakt dat het hoofdhuis of filiaal buiten de EU is gevestigd.
Feiten: Danske Bank is een vennootschap die haar hoofdhuis in Denemarken heeft. Zij verricht haar activiteiten in Zweden via een in die lidstaat gevestigd filiaal: Danske Sverige. Het hoofdhuis van Danske Bank maakt deel uit van een Deense btw‑groep. Het Zweedse filiaal van Danske Bank maakt geen deel uit van een Zweedse btw-groep. Danske Bank heeft een IT-platform en voor het gebruik door het Zweedse filiaal Danske Sverige worden kosten toegerekend aan laatstgenoemde.
Prejudiciële vraag: is een dienst tussen een hoofdhuis en haar filiaal, welke beide in verschillende lidstaten zijn gevestigd, onderworpen aan de heffing van btw indien het hoofdhuis onderdeel is van een btw-groep en kosten worden toegewezen aan het filiaal voor deze dienst?
Overwegingen HvJ EU: de btw-groep in de Btw-richtlijn (artikel 11) kent een territoriale beperking waardoor een lidstaat niet mag voorzien in de mogelijkheid dat van een btw-groep personen deel uitmaken die in een andere lidstaat gevestigd zijn. Bovendien overweegt het HvJ EU dat het principe in HvJ EU Skandia America Corp. (USA) ook in de omgekeerde situatie geldt: wanneer het hoofdhuis en het filiaal van een vennootschap in verschillende lidstaten gelegen zijn en een van beide deel uitmaakt van een btw-groep, moet bij de beoordeling van hun onderlinge rechtsverhouding rekening moet worden gehouden met het feit dat deze btw-groep wordt gelijkgesteld met één enkele belastingplichtige.
Uitkomst arrest: Danske Bank maakt deel uit van een Deense btw-groep. Omdat het tot deze btw-groep behoort, moet voor de toepassing van de btw worden aangenomen dat de dienst wordt verricht door de Deense btw-groep aan het filiaal. Dit betekent dan ook dat de dienst is onderworpen aan btw en dat de heffing moet worden verlegd naar het Zweedse filiaal Danske Sverige.
Nederlandse praktijk – voor en na 1 januari 2024
Tot 1 januari 2024 is het nog mogelijk om een grensoverschrijdende Nederlandse btw-groep te vormen op basis van het arrest Hoge Raad 14 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD6434 en een beleidsbesluit. Op grond hiervan geldt dat als een vaste inrichting in Nederland deel uitmaakt van een btw-groep in Nederland, dan maken zowel de vaste inrichting als het hoofdhuis onderdeel uit van de btw-groep. Hetzelfde geldt voor een in Nederland gevestigd hoofdhuis en haar buitenlandse vaste inrichting(en) als het hoofdhuis behoort tot een btw-groep in Nederland. Dit betekent dat transacties tussen een hoofdhuis en vaste inrichting vanuit een Nederlands perspectief niet onderworpen zijn aan btw indien het hoofdhuis of vaste inrichting onderdeel is van een Nederlandse btw-groep tot en met 31 december 2023. Vanaf 1 januari 2024 wordt het beleidsbesluit aangepast en zal de rechtspraak van het HvJ EU (Danske Bank) worden geïmplementeerd. Vanaf dat moment is een grensoverschrijdende Nederlandse btw-groep niet meer mogelijk.