HR 22-10-1999 ECLI:NL:HR:1999:ZC2993 (Twickler)

Twickler-arrest, HR 22-10-1999
(ECLI:NL:HR:1999:ZC2993)

Door Austin Ellinor

Essentie
Het arrest Twickler gaat over het ontbinden van een overeenkomst. In dit arrest staat de vraag centraal of de tekortkomingen in casu de ontbinding met diens gevolgen kan rechtvaardigen.

Art. 6:265 BW:
1. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
2. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is.

Rechtsregel
Iedere tekortkoming is grond voor ontbinding, hoe gering die ook is. Ook wanneer de tekortkoming een beding van de overeenkomst betreft die niet de kern vormt voor de overeengekomen prestatie, kan dit grond zijn voor ontbinding.

Inhoud arrest
Eiser verhuurt een gedeelte van een marktterrein aan verweerder. Verweerder heeft een snackbar op dit marktterrein. Eiser vordert ontbinding van de huurovereenkomst. Volgens eiser is er sprake van een constant onhygiënische toestand in- en rondom de snackbar. Ook op andere vlakken komt de verweerder tekort in de uitvoering van de overeenkomst.

De rechtbank maakt onderscheid tussen een kernbeding en niet-kernbeding van een overeenkomst.

De Hoge Raad oordeelde als volgt:
Voor het op voorhand maken van een onderscheid van in een overeenkomst opgenomen beding en een verdeling van de stelplicht en bewijslast als door de Rechtbank is aangenomen, biedt art. 6:265 lid 1 echter geen grond. Volgens deze bepaling geeft immers iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen in beginsel aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden.”

Volgens de Hoge Raad is er geen wettelijke basis (in art. 6:265 BW) om op voorhand onderscheid te maken tussen een kernbeding en niet-kernbeding. Bij de beantwoording van de vraag of de tekortkoming gezien de bijzondere aard of de geringe betekenis ervan de ontbinding niet rechtvaardigt, zal de rechter rekening dienen te houden met alle omstandigheden van het geval. Derhalve casseert de Hoge Raad.