HR 18 december 1992 (Kuunders/milieuorganisaties)

Kuunders/milieuorganisaties, HR 18 december 1992
(ECLI:NL:HR:1992:ZC0808)

Door Sapna Gajadhar

Essentie
In dit arrest van de Hoge Raad staat de bevoegdheid van een rechter om in een zaak uitspraak te doen centraal. Partijen hebben bij het uitlokken van bestuursdwang de keuzevrijheid om een procedure aanhangig te maken bij de bestuursrechter of bij de burgerlijke rechter.

Rechtsregel
De vraag die in onderhavig geval centraal staat is of de milieuorganisaties via het bestuursrecht een zaak hadden moeten aanspannen tegen Kuunders, in plaats van via het burgerlijk recht. De Hoge Raad beantwoord deze vraag ontkennend. Volgens de Hoge Raad doet het er niet toe dat de milieuorganisaties in onderhavig geval gebruik konden maken van het bestuursrecht om een geschil aanhangig te maken bij de bestuursrechter. Het vorenstaande geldt alleen als het gaat om het uitlokken van bestuursdwang. Hier is in onderhavig geval ook sprake van. Als er via het bestuursrecht bestuursdwang kan worden uitgelokt, kan er vooralsnog via het burgerlijk recht een procedure worden gestart.

Volgens de Hoge Raad is het volgende ook nog van belang: ‘ondanks het openstaan van een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, ten gevolge van de aan de overheid toekomende beleidsvrijheid en de omvang van de ter zake mogelijke toetsing beduidend minder effectief is dan die via de burgerlijke rechter.’ Hiermee wilt de Hoge Raad zeggen dat ondanks dat de weg naar de bestuursrechter openstaat, die naar de burgerlijke rechter ook openstaat. De weg naar de bestuursrechter is minder effectief en levert minder resultaat op, dan dat partijen naar de burgerlijke rechter gaan om hun geschil voor te leggen.[1]

Partijen hebben bij het uitlokken van bestuursdwang dus de keuzevrijheid om een procedure aanhangig te maken bij de bestuursrechter of bij de burgerlijke rechter.

Inhoud uitspraak
Kuunders, een boer van beroep, heeft bij de gemeente Deurne een vergunning aangevraagd om op een perceel een varkensmesterij in werking te hebben. Kuunders heeft bij Koninklijk Besluit hiervoor een vergunning gekregen van de gemeente.

Een aantal milieuorganisaties, die als doel hebben het beschermen van de Deurnese Peel, zijn het niet eens met de verlening van de vergunning tot het in werking hebben van een mesterij. Volgens de milieuorganisaties tast de verlening van deze vergunning hun belangen aan. Ze hebben dan ook een kort geding aangespannen tegen Kuunders om de varkensmesterij werkzaamheden te staken. Als Kuunders dit niet doet dan moet hij een dwangsom betalen van 5000 gulden (toen der tijd nog).

De vordering is door de rechtbank afgewezen. Hiertegen zijn de milieuorganisaties in beroep gegaan bij het gerechtshof. De milieuorganisaties breiden hun vordering in beroep uit. Volgens hun beschikt boer Kuunders niet over een rechtskracht hebbende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet. De milieuorganisaties vragen daarnaast aan de minister van Landbouw, natuur en voedsel om aan Kuunders mede te delen dat zo een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is vereist.

De vorderingen van de milieuorganisaties worden toegewezen. Hiertegen gaat Kuunders in hoger beroep bij de Hoge Raad.

[1] Rechtsoverweging 4.3.1.