HR 11 november 1988, AB 1989/81 (Ekro/Staat)
Door Sapna Gajadhar
Essentie
In dit historisch arrest van de Hoge Raad staat een fenomeen beginsel uit het bestuursprocesrecht centraal, namelijk het beginsel van de formele rechtskracht.
Rechtsregel
De vraag die in onderhavig geval centraal staat, is of Ekro (leverancier van vlees) facturen ofwel beschikkingen opgesteld door de Staat nog kan aanvechten, ondanks het feit dat zij de mogelijkheid tot het instellen van bezwaar en beroep niet heeft gebruikt en de termijn hiervoor al is verstreken.
Het bovengenoemde fenomeen betreft het beginsel van formele rechtskracht. Dit beginsel houdt in dat er geen gebruik is gemaakt de rechtsingang die open staat in het bestuursrecht, namelijk bezwaar en beroep. Als er geen gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheden, wordt het besluit na het aflopen van de termijn onaantastbaar. Het besluit kan niet meer worden vernietigd door de rechter. Indien de zaak uiteindelijk wordt voorgelegd aan de civiele rechter, zal deze niet meer oordelen over de rechtmatigheid van het besluit, omdat deze al vaststaat door het niet gebruik maken van de rechtsingangen die open staan in het bestuursrecht.
Er zijn echter een aantal uitzonderingen mogelijk op het beginsel van formele rechtskracht. Een daarvan vloeit voort uit deze zaak. Wanneer het aan de overheid is toe te rekenen dat er geen gebruik is gemaakt van de rechtsingang die open staat in het bestuursrecht, houdt het beginsel van formele rechtskracht geen stand.
Inhoud
Ekro is een leverancier van vlees. De Staat keurde het vlees van Ekro en bracht hiervoor een fors aantal bedragen in rekening. Volgens Ekro hanteerde de Staat verschillende tarieven voor het keuren van het vlees en was er te veel geld betaald. Er was volgens Ekro sprake van onverschuldigde betaling. De rechtbank stelt Ekro in het gelijk en oordeelt daarbij dat bij de betaling van de facturen, waarbij verschillende tarieven zijn gehanteerd, sprake is van onverschuldigde betaling. In beroep oordeelt het hof dat het beginsel van formele rechtskracht standhoudt. De Staat heeft zich niet op misleidende wijze gedragen. Derhalve bestaat er geen uitzondering om af te wijken van het beginsel. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank. De zaak komt voor bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad overweegt het volgende. In onderhavig geval wijkt de Staat van haar eigen beleidslijnen af. Facturen voor het keuren van vlees werden normaliter niet aangemerkt als beschikkingen, deze werden binnen het civiele recht afgedaan. Pas nadat de termijn verstreken was, had de Staat aangegeven zich niet te beroepen op het beschikkingskarakter van de facturen. Het is onredelijk dat de Staat ten nadele van de burger afwijkt van een bestendig beleid.