HR 1 oktober 2004 (Poort/Stoppels)

Poort/Stoppels, HR 1 oktober 2004, NJ 2005/92
(ECLI:NL:PHR:2004:AO9900)

Door Sapna Gajadhar

Essentie

In onderhavig arrest van de Hoge Raad staat een interessant onderwerp centraal, namelijk of het toegestaan is dat de rechter tijdens een rechtszaak de feitelijke grondslag aanvult.

Rechtsregel

In onderhavige zaak staat de vraag centraal of de rechter tijdens de rechtszaak de rechtsgronden/feitelijke grondslag van het verweer van een van de partijen mag aanvullen.

Artikel 24 Rv bepaalt dat de rechter de zaak onderzoekt en beslist op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit.

Volgens de Hoge Raad had Stoppels de vordering op grond van artikel 6:76 BW, dat Poort als hulppersoon aansprakelijk gesteld kon worden voor de schade, niet ten gronde gelegd aan zijn vordering. Het Hof heeft deze feitelijke grondslag zelf aangevuld aan de hand van de feiten en omstandigheden die Stoppels tijdens de rechtszaak beschreef. Op grond hiervan is het feitelijk aanvullen van de grondslag door het Hof in strijd met artikel 24 Rv.

Inhoud uitspraak

Stoppels en Poort, de twee partijen in het geding, hebben een advies- en bemiddelingsovereenkomst gesloten. In de loop der jaren ontstond er een geschil over de verzekering van Stoppels. Volgens Poort diende Stoppels zich bij een derde te verzekeren, omdat hij onderverzekerd zou zijn. Stoppels heeft daarom een verzekering afgesloten bij Delta Loyd. In het pand van Stoppels ontstond er brand. Delta Loyd wilde deze schade niet vergoeden. Stoppels vond dat Poort aansprakelijk was voor de schade, omdat deze had geadviseerd om bij Delta Loyd een verzekering af te sluiten, terwijl deze de schade niet vergoedt.

Volgens Stoppels is Poort tekortgeschoten in het nakomen van de bemiddelingsovereenkomst. Stoppels stapt naar de rechter om een schadevergoeding te krijgen van Poort. De rechtbank wijst de claim om een schadevergoeding van Poort af. Stoppels gaat vervolgens in beroep bij het Hof. Deze wijst de claim wel toe en vult daarnaast de feitelijke grondslag aan, namelijk dat een opdrachtnemer op grond van artikel 6:76 BW aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade die veroorzaakt is doordat er door de opdrachtnemer verkeerde informatie is verstrekt. Stoppels had met Poort een advies- en bemiddelingsovereenkomst afgesloten, omdat Poort een deskundige was op het gebied van verzekeringen. Volgens het Hof moet Poort dan ook voor de schade opdraaien, omdat deze als hulppersoon heeft geholpen de verzekeringsovereenkomst tussen Stoppels en Delta Loyd te sluiten. Echter, Stoppels heeft dit argument niet in zijn vordering opgenomen. Het Hof heeft op basis van de feiten de feitelijke grondslag aangevuld.