EHRM 8 juni 1976, NJ 1978/223 (Engel)

EHRM 8 juni 1976, NJ 1978/223 (Engel vs. The Netherlands)

Door Jay Irfan

Essentie

In deze zaak heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) voor het eerst gesproken over de criminal charge, zoals bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM. Deze uitspraak betrof een militaire tuchtprocedure waarin meerdere personen tuchtrechtelijk werden vervolgd en allen een klacht indienden bij het EHRM.

Rechtsregel

Zoals reeds vermeld, was dit de eerste uitspraak waarin de vraag centraal stond wanneer sprake is van een criminal charge. Het EHRM heeft een drietal criteria geformuleerd om te bepalen of er sprake is van criminal charge.

  • Is de handhaving van de overtreden norm naar nationaal recht als strafrechtelijk aangemerkt?
  • Wat is de aard van het delict?
  • Wat is de aard en zwaarte van de maatregel, die met de overtreding wordt geriskeerd?

Inhoud arrest

Het EHRM benadrukte in deze zaak dat het begrip ‘criminal charge’ verdragsautonoom moet worden uitgelegd. Voor de uitleg van het begrip is het dus irrelevant welke kwalificatie een lidstaat geeft aan de procedure. Het eerste criterium waar het EHRM het over heeft, is de kwalificatie naar nationaal recht. Hierbij onderzoekt het ERHM of de procedure in een strafrechtelijke, disciplinaire of een gemengde context kan worden geplaatst. Hiermee heeft het EHRM erkend dat er sprake kan zijn van een tweeledige procedure. Aangezien lidstaten art. 6 EVRM zouden kunnen omzeilen, komt aan dit eerste criterium geen speciale betekenis toe. Het tweede criterium betreft de aard van het delict. Het EHRM noemt dit ‘the very nature of the offence’ en het laatste criterium betreft de sanctie die op het delict staat.