EHRM 13 maart 2014, no. 1377/04 (Pakshayev v. Russia)

EHRM 14 maart 2014, bekentenis tot moord zonder advocaat
(Pakshayev/Russia)

Door Shanice Uwaguoba

Essentie

Onderhavige zaak betreft een bekentenis tot moord van een verdachte in afwezigheid van een advocaat. De verdachte heeft gedurende zijn eerste dagen in hechtenis geen rechtsbijstand gekregen, ondanks dat hij hier wel om verzocht had. De vraag die centraal staat in onderhavige zaak is of het recht op een eerlijk proces ex art. 6 EVRM geschonden is.

Rechtsregel

Om het recht op een eerlijk proces te waarborgen, heeft een verdachte recht op een advocaat vanaf het eerste politieverhoor. Enkel de bijstand van een advocaat kan compensatie bieden voor de bijzondere kwetsbaarheid van een verdachte in de beginfase van het politieverhoor.

De rechten van de verdediging worden in beginsel onherstelbaar geschaad indien belastende verklaringen die tijdens het politieverhoor zijn afgelegd zonder toegang tot een advocaat, worden gebruikt voor een veroordeling. Indien een verzoeker is veroordeeld ondanks een mogelijke schending van art. 6 EVRM, moet hij, voor zover mogelijk, in de positie worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de vereisten van die bepaling niet waren geschonden.

Inhoud

Pakshayev, de verzoeker in onderhavige zaak is op 2 mei 1997 gearresteerd wegens een verdenking van moord. Na zijn arrestatie heeft hij een brief ontvangen waarin geschreven stond dat hij niet verplicht was bewijs tegen zichzelf te leveren en dat hij recht had op rechtsbijstand. Deze brief heeft Pakshayev ondertekend. Vervolgens heeft hij ook gevraagd om deze rechtsbijstand. Diezelfde dag is Pakshayev, in afwezigheid van zijn advocaat, verhoord. De rechercheur zou Pakshayev bedreigd hebben tijdens dit verhoor. Indien hij niet zou bekennen dan zou de rechercheur zijn celgenoten bevelen om hem te verkrachten, aldus Pakshayev. Pakshayev verklaarde om die reden de moord bekend te hebben. Op 3 mei 1997 heeft Pakshayev deze bekentenis nogmaals afgelegd op de plaats delict; wederom niet in het bijzijn van een advocaat. Op 8 mei 1997 heeft Pakshayev pas een advocaat toegewezen gekregen. Vervolgens heeft Pakshayev op de dag van de rechtszaak zijn bekentenis teruggetrokken. Hij heeft bekend dat hij de avond van de moord aanwezig was in het huis van het slachtoffer, maar dat hij de moord niet gepleegd heeft. Op 15 januari 2001 is Pakshayev schuldig bevonden van de moord en veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. De rechtbank heeft dit oordeel gegrond op de bekentenis van Pakshayev die (volgens politieambtenaren) niet onder druk was afgenomen, zijn aanwezigheid op de plaats delict en de autopsie van het slachtoffer. In hoger beroep heeft het gerechtshof geoordeeld dat het oordeel van de rechtbank juist was.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Voor het EHRM klaagt Pakshayev dat de strafrechtelijke procedure oneerlijk is verlopen. Hij legde hierbij de nadruk op het feit dat hem in de periode van 2 tot 8 mei 1997 de toegang tot rechtsbijstand is ontzegd. Dit is de periode geweest waarin Pakshayev zijn bekentenis heeft afgelegd. Het EHRM oordeelt dat een van de fundamentele kenmerken van een eerlijk proces is gelegen in een doeltreffende verdediging door een advocaat indien iemand wordt beschuldigd van een strafbaar feit. Enkel de bijstand van een advocaat kan compensatie bieden voor de bijzondere kwetsbaarheid van een verdachte in de beginfase van het politieverhoor. Om het recht op een eerlijk proces voldoende ‘praktisch en effectief’ te laten blijven, is op grond van art. 6 EVRM vereist dat toegang tot een advocaat moet worden verleend vanaf het eerste verhoor van een verdachte door de politie, tenzij in het geval van bijzondere omstandigheden kan worden aangetoond dat er dwingende redenen zijn om dit recht te beperken. Het EHRM oordeelt dat de rechten van de verdediging (in casu: Pakshayev) in beginsel onherstelbaar worden geschaad wanneer belastende verklaringen die tijdens het politieverhoor zijn afgelegd zonder toegang tot een advocaat, worden gebruikt voor een veroordeling. Het EHRM bevestigt dat Pakshayev zijn recht op rechtsbijstand geweigerd is zonder rechtmatige grondslag. De bekentenis van Pakshayev in afwezigheid van een advocaat, heeft zijn verdedigingsrechten onherstelbaar aangetast. Er is om die rede sprake van een schending op grond van art. 6 EVRM. Het EHRM herhaalt dat indien een verzoeker is veroordeeld ondanks een mogelijke schending van art. 6 EVRM, hij, voor zover mogelijk, in de positie moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de vereisten van die bepaling niet waren geschonden. De meest geschikte vorm van verhaal is een ’trial de novo’ of de heropening van de procedure.