ECLI:NL:RVS:2022:1144 (Termijnoverschrijding verschoonbaar, of toch niet?)

Raad van State 20 april 2022, Termijnoverschrijding verschoonbaar, of toch niet?
(ECLI:NL:RVS:2022:1144)

Door Julia Ligtenberg

Essentie

In juni 2017 verleent de gemeente Renkum een omgevingsvergunning voor de bouw van een huis op een perceel in Oosterbeek. In februari 2018 wordt tegen dit besluit bezwaar ingediend door een buurtbewoner. Ter zitting oordeelt de rechter dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In hoger beroep wordt het college echter in het gelijk gesteld.

Rechtsregel

Artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: ‘De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.’

Vervolgens is in artikel 6:7 bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift twee weken is. Over de verschoonbaarheid is in artikel 6:11 bepaald dat een bezwaarschrift dat na de termijn van twee weken is ingediend, ontvankelijk verklaard moet worden als kan worden aangetoond dat de indiener niet in verzuim is geweest.

Inhoud

Op 22 juni 2017 heeft het college bij besluit een omgevingsververgunning verleend voor de bouw van een huis. De bezwaartermijn liep derhalve tot 3 augustus 2017. Op 27 december 2017 wordt een handhavingsverzoek ingediend door een buurtbewoner wegens het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning, het handelen in strijd met het bestemmingsplan en het vellen van bomen zonder omgevingsvergunning. Het verzoek wordt afgewezen omdat wel een omgevingsvergunning was verleend. Op 1 februari 2018 wordt een bezwaar ingediend tegen het besluit van 22 juni 2017. Het college acht het bezwaar te laat ingediend, en verklaart het niet-ontvankelijk.

Ter zitting oordeelt de rechter dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat wederpartij eerder op de hoogte was of had kunnen raken van dat besluit. Wederpartij heeft gesteld dat zij geen zicht heeft op het perceel en dus niet kon zien dat daar gebouwd werd. Daarnaast was zij in deze periode vaak in het buitenland.

De rechtbank oordeelt dat wederpartij pas op de hoogte is van geraakt van het besluit nadat dit op 31 januari 2018 aan haar is toegezonden. Daarmee heeft zij haar bezwaarschrift op tijd ingediend.

Het college betoogt dat de wederpartij al eerder op de hoogte had kunnen zijn van de werkzaamheden. In 2016 heeft een bestemmingsplanwijziging plaatsgevonden die de bouw van de woning mogelijk maakte. Hiertegen heeft wederpartij destijds een zienswijze ingediend. Volgens het college bleef wederpartij vervolgens langdurig in het buitenland, zonder maatregelen te nemen om op de hoogte te blijven van de verdere gebeurtenissen. Dat komt voor haar eigen rekening. Verder beargumenteert het college dat de woning van wederpartij op nog geen twintig meter afstand van het perceel gesitueerd is. De bouw van de woning kan daarom niet onopgemerkt zijn gebleven. Ten slotte wijst het college er op dat wederpartij een handhavingsverzoek heeft ingediend omdat gebouwd zou worden zonder omgevingsvergunning. In plaats daarvan had zij ook kunnen informeren naar een dergelijke vergunning. Zij heeft echter pas ruim een maand later haar bezwaar ingediend.

De Afdeling overweegt in hoger beroep het volgende. Vanaf het moment dat vanaf het voorjaar van 2017 bomen werden gekapt en later in juli de bouw werd uitgezet, had wederpartij op de hoogte kunnen zijn van de plannen voor de bouw. Dergelijke bouwwerkzaamheden kunnen niet onopgemerkt zijn gebleven. Het had op de weg van wederpartij gelegen om hiernaar te informeren bij de gemeente. Op grond van deze feiten moet worden vastgesteld dat wederpartij aanzienlijk eerder op de hoogte was van de bouwwerkzaamheden.  Zij heeft het bezwaarschrift niet zo spoedig als mogelijk ingediend, namelijk binnen twee weken nadat zij van het bestaan van de omgevingsvergunning op de hoogte kon zijn. Hierbij heeft de Afdeling overwogen dat wederpartij voor langere tijd in het buitenland verbleef en geen maatregelen heeft genomen om op de hoogte gehouden te worden, terwijl dit wel van haar werd verwacht nu zij op de hoogte was van het vaststellen van het bestemmingsplan.

Conclusie

Al deze omstandigheden tezamen zorgen ervoor dat de Afdeling tot de conclusie komt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de termijnoverschrijding ten onrechte niet verschoonbaar heeft geacht en het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep van het college is gegrond.