Rechtsmiddelenverwijzing, RvS 2011
(ECLI:NL:RVS:2011:BT2131)
Door Sapna Gajadhar
Essentie
In deze uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State staat het onderwerp rechtsmiddelenverwijzing in een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb centraal.
Rechtsregel
De vraag die in onderhavig geval centraal staat is of het bezwaarschrift van het dagelijks bestuur van Euro-Journey B.V. (eiser) terecht niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het overschrijden van de gestelde termijn van 6 weken, nu het besluit waartegen bezwaar is ingediend geen verwijzing naar een rechtsmiddel bevat.
In haar uitspraak sluit de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zich aan bij eerdere uitspraken van de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven die in soortgelijke zaken ook hun oordeel hebben geveld omtrent dit onderwerp.
Volgens de Afdeling leidt het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing bij een besluit of uitspraak in beginsel tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, mits de belanghebbende daarop een beroep doet, stellende dat de termijnoverschrijding daarvan het gevolg is.[1]
De bovenstaande regel is niet in alle gevallen van toepassing. Er bestaan namelijk een aantal uitzonderingssituaties waarin bovenstaande regel niet gevolgd hoeft te worden. Van zo een uitzonderingssituatie is sprake:
- Indien belanghebbende wist of kon weten dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken dan wel beroep of hoger beroep moest instellen.
- Indien de belanghebbende voordat de termijn is verlopen werd bijgestaan door een professionele bijstandsverlener. In deze situatie mag ervan uit worden gegaan dat belanghebbende bekend was met de geldende termijn.
- Indien het gaan om ideƫle en andere organisaties of burgers die regelmatig procederen en bekend zijn met de procedures alsmede de geldende termijn voor het indienen van een bezwaarschrift dan wel het instellen van beroep of hoger beroep.
Inhoud uitspraak
Euro-Journey (eiser) heeft een verzoek tot nadeelcompensatie ingediend bij het dagelijks bestuur van het Stadsdeelkantoor Amsterdam-centrum (verweerder). Het dagelijks bestuur heeft dit verzoek tot nadeelcompensatie bij brief van 14 juli 2009 afgewezen. Tegen dit besluit heeft Euro-Journey beroep ingesteld, omdat een rechtsgeldige beslissing op het verzoek om nadeelcompensatie uitbleef. De rechtbank heeft dit beroepschrift doorgezonden naar het dagelijks bestuur, zodat deze behandeld kon worden als bezwaarschrift. Dit bezwaarschrift is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend.
In beroep oordeelt de rechtbank dat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard, nu Euro-Journey heeft nagelaten tijdig een bezwaarschrift in te dienen. In hoger beroep stelt Euro-Journey zich op het standpunt dat de brief een verwijzing was naar een eerder besluit genomen door het dagelijks bestuur en indien de brief van 14 juli 2009 wel moet worden opgevat als een besluit, niet-ontvankelijkheid achterwege moet blijven nu de status van de brief onduidelijk is vanwege het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing.
Volgens de Afdeling leidt het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing bij een besluit of uitspraak in beginsel tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, mits de belanghebbende daarop een beroep doet, stellende dat de termijnoverschrijding daarvan het gevolg is. Euro-Journey werd niet bijgestaan door een professionele bijstandsverlener. Ook is Euro-Journey geen organisatie die regelmatig procedeert. Gerede twijfel aan het besluitkarakter van de brief van 14 juli 2009 door Euro-Journey was dus mogelijk. Het overschrijden van de termijn voor het maken van bezwaar moet daarom verschoonbaar worden geacht.
——————————————
[1] Rechtsoverweging 2.2.4.