Rechtbank Zeeland West-Brabant, 25 april 2022, geslaagd beroep op noodweer bij poging tot zware mishandeling
(ECLI:NL:RBZWB:2022:2258)
Essentie
Aangever en verdachte raken verwikkeld in een conflict, waarbij verdachte uiteindelijk een vuistslag uitdeelt. Hij heeft hierbij zijn sleutels in zijn vuist, waarbij er één punt tussen zijn vingers door uitsteekt. Deze raakt aangever in zijn nek. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van poging tot zware mishandeling, omdat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever bewust heeft aanvaard. Verdachte stelt dat hij voor zijn vuistslag door aangever is geslagen, en dat hij niet weg kon vluchten. Is er een geslaagd beroep op noodweer mogelijk?
Rechtsregel
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdediging gericht is tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Hiervan is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding, maar wanneer er alleen een angst voor een aanranding is, is hier geen sprake van.
Vervolgens moet de aanranding bedreigend zijn voor degene die een beroep op noodweer doet. Hier is sprake van wanneer de aanranding kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van art. 41 Sr.
Als laatste moet degene die een beroep op noodweer doet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Inhoud vonnis
Op 25 juli 2021 ontstaat er tussen aangever en verdachte een conflict. Aangever rijdt op een scooter en verdachte op een fiets op het moment dat zij tegen elkaar aan rijden. Verdachte fietst verder, om zijn weg te vervolgen. Aangever rijdt vervolgens met zijn scooter verdachte achterna, en staat erop dat verdachte excuses aanbiedt. Even later komen ze beiden tot stilstand, waarbij verdachte op enig moment aangever in zijn gezicht slaat, met zijn sleutels in zijn hand. Vanwege een beweging van aangever raakt deze slag hem in zijn nek. Hierop doet aangever een stapje achteruit, waarna verdachte kan wegfietsen.
Door met de sleutels in de hand met kracht op aangevers hoofd te slaan, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever bewust aanvaard. De rechtbank oordeelt dat hij zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Beroep op noodweer
De verdachte stelt dat voorafgaand aan de vuistslag in de nek van aangever, aangever zelf verdachte in zijn gezicht heeft geslagen. Omdat er een tweede slag aan zat te komen, heeft verdachte zich moeten verdedigen door terug te slaan. Verdachte had het idee niet weg te kunnen fietsen, omdat aangever in zijn boosheid waarschijnlijk toch achter hem aan was gereden en hem tot stoppen gedwongen zou hebben.
De officier van justitie stelt dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, omdat er geen bewijs is dat aangever verdachte heeft geslagen. Aangever heeft verklaard dat hij verdachte heeft geduwd. Dit zou ten eerste geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding opleveren en ten tweede zou de reactie van de verdachte niet proportioneel zijn geweest.
Oordeel rechter
Allereerst stelt de rechter vast dat de verklaringen van aangever niet consistent en niet volledig zijn. Tegen de politieagent die direct ter plaatse was heeft hij namelijk een andere verklaring gegeven dan aan de politieagent die hem in het ziekenhuis bijstond. Bij de aangifte verschilt de verklaring van aangever wederom van de eerdere verklaringen.
Vervolgens stelt de rechter vast dat de verklaringen van verdachte consistenter en vollediger zijn. Daarnaast heeft verdachte ook over de voor hem benadelende feiten verklaard, waardoor zijn verhaal aannemelijker is. De rechter kijkt dan ook naar de verklaring van de verdachte bij de beoordeling van het beroep op noodweer.
De rechter oordeelt dat op het moment dat aangever verdachte in zijn gezicht raakte met een vuist, sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Verdachte was gerechtigd om zich hiertegen te verweren. De rechtbank is het met verdachte eens dat er geen kans was om weg te komen, omdat aangever hem waarschijnlijk weer achtervolgd zou hebben. Ook oordeelt de rechtbank dat het slaan van verdachte richting het hoofd van aangever, met een fietssleutel in zijn vuist, in redelijke verhouding stond tot de vuistslag die aangever had gegeven. Na deze slag is verdachte weggereden.
De rechtbank honoreert het beroep op noodweer en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.