ECLI:NL:RBZWB:2020:5443 (Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 november 2020, Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel
(ECLI:NL:RBZWB:2020:5443)

Door Esmee Kuipers

Essentie

In deze uitspraak gaat het om een ongeval tussen auto en fietser, waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De ramen van de auto waren beslagen. De verdachte is, ondanks dat hij zich bewust was van dat feit en het gevaar hiervan, blijven doorrijden. Hierdoor is de fietser niet gezien en is hij in botsing gekomen  met de fietser. Verdachte heeft zich onvoorzichtig en onoplettend gedragen.

Rechtsregel

Verdachte wordt in dit geval veroordeeld op grond van art. 6 WVW.

Inhoud

Verdachte heeft zich als bestuurder van een auto schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. Terwijl de ramen van zijn auto beslagen waren en het zicht werd beperkt, is verdachte blijven rijden. Hierdoor heeft verdachte een risico genomen en de verkeersveiligheid van medeweggebruikers in gevaar gebracht. Dat risico is verwezenlijkt doordat er een ongeval heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer draagt de gevolgen van dit ongeluk nog steeds met zich mee.

Verdachte is volgens de Justitiële Documentatie eerder veroordeeld voor verschillende feiten, waaronder ook enkele verkeersovertredingen. Zo zijn aan verdachte straffen opgelegd wegens een overtreding van de maximumsnelheid en een overtreding van art. 5 WVW. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor het veroorzaken van het ongeval. Verdachte heeft na het ongeval het slachtoffer in het ziekenhuis opgezocht en zijn excuses aangeboden. Ook hierna heeft hij nog een keer telefonisch contact opgenomen met het slachtoffer om te vragen hoe het met hem ging.

De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor verdachte – gezien het vooruitzicht op werk en de zorg voor zijn dochter en moeder – een verstoring van zijn leven teweeg zal brengen dat de belangen van verdachte zwaarder dienen te wegen dan het maatschappelijk belang. De rechtbank zal om die reden een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit in de strafmaat voldoende tot uitdrukking dient te komen. Daarom wordt nog een taakstraf opgelegd van 120 uur met daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.