ECLI:NL:RBROT:2021:5123 (Medeplegen brandstichting door minderjarige)

Rechtbank Rotterdam, 8 juni 2021, Medeplegen brandstichting door minderjarige
(ECLI:NL:RBROT:2021:5123)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Verdachte wordt veroordeeld voor het op vijftienjarige leeftijd medeplegen van brandstichtingen met vuurwerkbommen in het Stadskantoor en een kunstkerstboom.

Rechtsregel

Het bewezenverklaarde levert de volgende feiten op:

  • medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
  • medeplegen van handelen in strijd met art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een wapen van categorie II.

Inhoud

Een kunstkerstboom is door middel van een vuurwerkbom in brand gestoken, waardoor de boom brandschade heeft opgelopen en de verlichting kapot is gegaan. Door medeverdachte is verklaard dat hij de kerstboom met een de vuurwerkbom in brand heeft gestoken, dat verdachte en medeverdachte vlak daarvoor in het aangrenzende park beiden een vuurwerkbom in hun handen hebben gehad en dat verdachte samen met hem naar de kerstboom was gelopen. De getuige heeft eveneens verklaard dat verdachte samen met medeverdachte naar de kerstboom is gelopen. De medeverdachte heeft verklaard dat hij de vuurwerkbom bij zich droeg en dat zij samen naar een opening hebben gezocht onder de boom om de vuurwerkbom in te plaatsen. Medeverdachte heeft toen de vuurwerkbom aangestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij hierbij aanwezig was en dat hij dit heeft gefilmd. Dit filmpje is ook teruggevonden op de telefoon van de verdachte en bevestigt de verklaring van medeverdachte. Hieruit blijkt dat  verdachte medeverdachte aanmoedigt. Uit cameratoezicht en de verklaring van medeverdachte blijkt dat verdachte de bestuurster van een aanrijdende Mercedes waarschuwde, omdat het vuurwerk zou worden aangestoken. Bovendien is te zien dat verdachte bij medeverdachte was toen deze de vuurwerkbom aanstak en dat zij samen weg renden nadat medeverdachte de vuurwerkbom had aangestoken.

Uit bovenstaande blijkt dat verdachte heeft samengewerkt met medeverdachte. De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte is  komen vast te staan, omdat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van brandstichting bewezen. Afgezien van materiële schade die is veroorzaakt, maakt dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengt dit in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Gezien de ernst van de feiten kan de rechtbank niet anders dan het opleggen van een jeugddetentie. Voor de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de eendaadse samenloop en de jonge leeftijd van verdachte.

Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte als bijzondere voorwaarden een avondklok, contactverbod en een locatie-/ gebiedsverbod op te leggen nu hij zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en er bovendien, naast het toezicht van de jeugdreclassering, toezicht op hem is vanuit de familie.